Wednesday, 14 August 2024

20e Zondag in Gewone Tijd B

 In die tijd zei Jezus tot de menigte:
“Ik ben het levende brood,
dat uit de hemel is neergedaald.
Als iemand van dit brood eet,
zal hij leven in eeuwigheid.
Het brood dat Ik zal geven
is mijn vlees,
ten bate van het leven der wereld.”
De Joden geraakten daarover met elkaar in twist en zeiden:
“Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?”
Jezus sprak daarop tot hen:
“Voorwaar, Ik zeg u,
als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet
en zijn bloed niet drinkt,
hebt gij het leven niet in u.
Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt,
heeft eeuwig leven
en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.
Want mijn vlees is echt voedsel
en mijn bloed echte drank.
Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt,
blijft in Mij en Ik in hem.
Zoals Ik door de Vader die leeft gezonden ben
en leef door de Vader,
zo zal ook hij die Mij eet
leven door Mij.
Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald.
Het is niet zoals bij de vaderen,
die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn:
wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.”

 

Beste vrienden,

Misschien is u ooit verteld, als u al wat ouder bent, dat je nooit op een hostie mocht bijten. Als je dat toch deed, dan zou je mond zich vullen met bloed. Dat was natuurlijk een onzinpraatje. En best kwalijk ook om zoiets te vertellen. Het had natuurlijk wel een functie, want alles heeft een functie, ook de grootste zotteklap. Met zulke  verhaaltjes dacht men vroeger een waardige communie bij kinderen te kunnen afdwingen. Geen wonder dat kinderen dan later denken: wat hebben ze me nog meer op de mouw gespeld?

Nee, goed bedoeld is nog niet goed gedaan.

Enfin. Ik moest daar aan denken toen ik de preek voor deze zondag voorbereidde. Want de tekst, we gaan verder met Johannes 6, net als de afgelopen weken. Geeft ons wél een boel om op te kauwen. Letterlijk. Want dat is wat Jezus zegt: Je moet kauwen[1] op mijn vlees – en drinken van mijn bloed.

Nee. Er komt vandaag weer geen vroom verhaaltje uit Jezus. We moeten op Hem kauwen. Misschien blijft er zelfs wat steken, als een graatje in de keel. Als dat gebeurt: dan is dat heilzaam. Jezus moet ons niet als een glaasje zoete dessertwijn naar binnen glijden. Er moet wat gebeuren met ons, we moeten met wat geconfronteerd worden. Ergens tegen aan hikken.

We gaan zien waarmee en waar tegen aan.  

Deze zondag staan we weer in de verhaallijn die begonnen is met het broodwonder aan het meer van Galilea en die wordt voorgezet in de stad Kafarnaum. Jezus voedt de vijfduizend mensen als teken, maar de mensen snappen het niet. Ze achtervolgen Hem en Hij legt het ze uit. Het gaat niet om de maagvulling, niet om de oplossing voor de honger in de wereld. Het wijst naar een diepere realiteit. Naar leven met God. Het gaat niet om de boterham op je bord, het gaat om brood uit de Hemel. Nog steeds snappen de mensen het niet, ze zitten met hun hoofd bij het Manna, het brood dat God aan de Joden in de woestijn gaf op hun tocht naar het beloofde land. Die herinnering aan het oude is zo sterk dat het het zicht op het nieuwe, op de werkelijke aanwezigheid van God wegdrukt.

En vandaag gaat Jezus nog een stapje verder. Hij is het brood uit de Hemel, Hij is degene die vanuit Zijn band met God toegang geeft tot het werkelijke leven. Als ons lichaam gevoed wordt, in leven blijft  door brood, dan is het door Jezus dat onze ziel gevoed wordt, in contact blijft met God.

Brood uit de Hemel, wat een prachtige titel geeft Jezus zichzelf. Zoals het manna toegang geeft tot het beloofde land op Aarde is Jezus het brood voor onze tocht naar God. Maar de werkelijkheid gaat nóg dieper dan dat, want niet alleen ontmoeten we God ín Jezus (en hoeven we dus niet veertig jaar door een woestijn te lopen om net wel / net niet iets mee te maken), hij is ook zelf die reis. Hij is de concrete tocht naar God. Hij is dat in zijn verborgen en openbare leven, reizend door Galilea, terwijl hij tekenen doet en verhalen vertelt … en dat alles terwijl hij onderweg is naar Jeruzalem om daar het lijden te ondergaan.

Brood uit de Hemel, dat is niet alleen maar een mooi idee. We hebben in de kerk veel last van mooie ideeën, drooggekookte formules en sentimentele gevoelens. En als we die maar herhalen en er zo`n soort warm gevoel van krijgen. (“wat hebben we het hier toch weer bij het rechte eind”) denken we al gauw dat het wel goed zit.  

Maar Jezus, het Brood uit de Hemel, is niet bedoeld om in een gouden pot te stoppen, er alleen maar een beetje naar te zitten kijken, of vrome gedachtes bij te hebben en dan te denken dat we er wel zijn.

We denken te vaak: geloven, dat is een juiste gedachte over iets hebben, spirituele gevoelens hebben. En heb je die gedachte, of heb je dat gevoel, dan is het wel best. Maar dat is niet het geloof waar de Bijbel het over heeft.

Als Jezus over zichzelf spreekt als Brood uit de Hemel bedoelt hij niet als het manna van vroeger of het Toonbrood uit het oude testament. Er moet van gegeten worden. Het moet worden verinnerlijkt, doorleefd, deel gaan uitmaken van je lichamelijke, concrete leven.

Jezus gaat het leven en lijden volledig aan, omdat dat de enige manier is om te leven, en leven te brengen. En het is aan ons om in navolging ook zo te leven. Aan te gaan wat aan te gaan is. Juist vanuit dat geloof.

Geloof betekent niet alleen leven, betekent niet alleen gered zijn van de dood, het betekent ook dat nieuwe leven aangaan met alles wat daarbij komt. Er is een reden dat Jezus niet als een soort Griekse halfgod over het land zweeft en als het ál te spannend wordt en de boze mensen gereed staan om hem pijn te doen ten Hemel vaart in een apotheose. Dat hadden minstens de Griekse mensen van zijn tijd best begrepen, dat had perfect in het plaatje gepast. Een écht goddelijk mens kún je niet raken!

Maar God laat in de Bijbel iets anders zien. Geloof is geen wegzweven van de moeilijkheden. Geloof is in het stof en de modder gaan staan. Zweten, klappen opvangen. Niet weglopen voor de narigheid.

Goed en kwaad moet je allebei aangaan, soms sta je in de volle lelijkheid van het bestaan. Je mag er niet van wegkijken. Escapisme in vrome wensdromen, dat is niet wat Jezus doet. De kerk – Lichaam van Christus - is er niet voor de broodnodige pauzes of om even op adem te komen, de kerk is er om te leren leven. De kerk zelf moet dit trouwens zelf ook leren, elke keer opnieuw, want je bent er nooit klaar mee.

Kauwen op het leven, drinken uit de kelk. Kauwen op het leven in al zijn concreetheid. Drinken uit de kelk: leren omgaan met pijn, onvolkomenheden, gaten, schaduwen en vervormingen, die van jezelf die van anderen.

En elke keer als we eucharistie vieren, oefenen we dit. Ontmoeten we de Heer werkelijk in en door zijn zelfgave. Johannes 6 gaat niet per se over de eucharistie. Maar de eucharistie gaat wél over Johannes 6: elke keer als we eucharistie vieren stelt het sacrament Jezus tegenwoordig:

Werkelijk, concreet, lichaam en bloed onder de tekens van brood en wijn: zo vieren wij de volheid van zijn leven: lijden, dood en verrijzenis.

Totdat Hij komt.

Amen.



[1] Onze vertaling vertaalt met “eten”, maar het Grieks is (nog!) een stuk uitgesprokener. “Trogo” betekent oa kauwen, maar ook voeren, eten zoals een dier eet. Wie kauwt op mijn vlees, wie gevoerd wordt van mijn vlees