Geachte heer Dijkhoff,
Beste Klaas.
Ik begin maar gelijk met een disclaimer. Ik kan en wil niet
namens Zijne Eminentie kardinaal Eijk spreken, maar voel me nochtans geroepen
een antwoord op uw open brief te schrijven.
Als pastoor heb ik ambtshalve met uitschrijvingen te maken –
al ben ik niet gewend aan uitschrijvingsbrieven die gepubliceerd worden op
websites van politieke partijen. Ook heb ik eerder een woordje gewijd aan het
pastoraat rond uitschrijvingen. In zekere zin is deze brief daar een vervolg
op, of een toepassing er van, zo u wilt.
In de eerste plaats wil ik u zeggen dat ik uw keuze
respecteer. U schetst uw rooms-katholieke achtergrond in beeldende woorden en
er spreekt ook een zekere weemoed uit. Tegelijkertijd bent u heel gedecideerd:
u neemt een besluit om er niet meer bij te horen. Het geloof van de
rooms-katholieke kerk zoals dat door haar herders verwoord wordt, is niet het
uwe. Daar trekt u conclusies uit, en dat is te loven.
Nochtans roept uw brief enige vragen op, vooral aangaande de
wijze waarop u uw uitschrijving communiceert. Ik vrees namelijk dat dit veel
zegt over de manier waarop men in geprivilegieerde sociale lagen met geloof en
kerk omgaat.
Een tijdje geleden zag ik een uitzending van het Belgische ‘Te
Deum van de Koning’. De groten en machtigen in België worden daar dan door de
kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders onthaald en bewierookt. Misschien is het
goed dat in Nederland deze tijden achter ons liggen. Melancholie naar het Rijke
Roomse Leven is begrijpelijk maar helpt ons niet naar de toekomst toe.
Waar de machtigen der aarde zich vroeger graag in de
kerk lieten zien is tegenwoordig bij ons het tegendeel het geval. Invloedrijke mensen willen
niet meer met de kerk geassocieerd worden. En zo publiek als de gemeende of
gespeelde aanhankelijkheid ooit was, zo publiek laat men - en u - nu weten er
niets meer mee te maken te willen hebben. Voor sommigen lijkt het alsof de kerk
een vervelende – maar relatief makkelijk verwijderbare - vlek op het personal brand is. Ik hoop dat dat bij u
niet het geval is.
Echter, door uw beslissing op de door u gekozen -uiterst
publieke- wijze kenbaar te maken laadt u wél de verdenking op u dat uw
motivatie wellicht niet zo persoonlijk is als uw brief beweert. Als dat zo zou
zijn, is dat zeer betreurenswaardig.
Daarmee komen we uit op het kanaal wat u gekozen heeft om uw
beslissing kenbaar te maken. U weet als vooraanstaand politicus als geen ander
dat “het medium de boodschap is”. Door uw brief op de VVD-website te plaatsen
verandert de boodschap van uw brief dus wezenlijk.
Uw heldere taal en persoonlijke woorden worden opeens diffuus
en onzuiver. Wat probeert u ons te zeggen? Wat wil de regeringspartij VVD ons zeggen?
Dat de kerk er niet meer bijhoort in dit land? Of alleen als zij doet en zegt
wat de VVD wil? Wil de VVD een andere aartsbisschop? Ontraadt de VVD het lidmaatschap
van de katholieke kerk? Ontraadt zij dit in het algemeen of enkel aan haar
leden en stemmers? U begrijpt, we zijn opeens in troebel water beland!
Uw brief maakt hoe dan ook deel uit van een bredere context
van ontkerkelijking die ook politieke consequenties heeft. Nog in de afgelopen
dagen speelde de burgemeester van Amsterdam nog met het idee om gebedshuizen te
sluiten als de daar verkondigde boodschap niet past in het zelfverstaan van
onze samenleving. Vrijwel dagelijks worden de doelpalen in de verhouding van kerk
en staat verzet. Veel leden van de politieke klasse zijn in woord en daad antagonistisch
jegens geloofsgemeenschappen. De onduidelijkheden die uw brief oproept zijn een
betreurenswaardige bijdrage aan dit proces.
In zoverre uw keuze persoonlijk is, is zij te respecteren.
In zoverre zij een politieke uiting is, is zij laakbaar.
Om toch met een persoonlijk woord te eindigen: ik wil de
hoop uitspreken dat u die warmte en genegenheid die in uw jeugd gevoeld heeft
op enige wijze terugvindt. U zegt in liefde te geloven, ik wil u van harte wensen dat u dít geloof dan toch in woord en daad mag uitdragen.
Hoogachtend,
Pastoor Jan-Jaap van Peperstraten