Sunday, 16 September 2018

Weg met de zondebok!


In die tijd trok Jezus met zijn leerlingen
naar de dorpen rond Caesarea van Filippus. Onderweg stelde Hij aan zijn leerlingen de vraag: “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?”
Zij antwoordden Hem:
“Johannes de Doper;
anderen zeggen Elia
en weer anderen zeggen dat Gij een van de profeten zijt.”
Daarop stelde Hij hun de vraag:
“Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?”
Petrus antwoordde:
“Gij zijt Christus.”
Maar Hij verbood hun nadrukkelijk
iemand hierover te spreken. Daarop begon Hij hun te leren,
dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden
en door de oudsten,
de hogepriesters en de schriftgeleerden verworpen moest worden,
maar dat Hij, na ter dood te zijn gebracht,
drie dagen later zou verrijzen.
Hij sprak deze woorden zonder terughoudendheid.
Toen nam Petrus Jezus terzijde
en begon Hem ernstig daarover te onderhouden.
Maar zich omkerend keek Hij naar zijn leerlingen
en voegde Petrus op strenge toon toe:
“Ga weg, satan,
terug!
want gij laat u leiden door menselijke overwegingen
en niet door wat God wil.”
Nadat Hij
behalve zijn leerlingen ook het volk bij zich had laten komen,
sprak Hij tot hen:
“Wie mijn volgeling wil zijn,
moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen
en zijn kruis op te nemen.
Want wie zijn leven wil redden,
zal het verliezen.
Maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie
zal het redden.”
Broeders en zusters,

Wie vrede wil moet zich voorbereiden op oorlog.
Die -wat cynische- spreuk uit de klassieke oudheid, omschrijft hoe veel mensen tegenover vrede aankijken. Wie vrede wil heeft zich maar voor te bereiden op alle conflicten waar hij of zij mee te maken kan krijgen. Een land dat vrede wil, heeft dan nog het meest aan een groot leger.
Als je rust om je heen wilt, moet je zorgen voor macht. Je kan niemand vertrouwen. 

We leven in een wereld van markt en strijd, zijn veel mensen elkaars concurrenten geworden. Men concurreert met elkaar voor de betere opleidingen, en banen. Men moet met elkaar concurreren om de mooiste woningen op de beste plekken. Hoe vreedzaam onze samenleving ook lijkt, ten diepste voeren veel mensen een dagelijkse strijd staan ze in een gespannen relatie tot andere mensen. 

Naar mate families kleiner en kleiner worden en gemeenschappen – kerken, vakbonden, sportverenigingen, partijen – verder afbrokkelen wordt de individuele mens steeds meer op zichzelf teruggeworpen en moet hij of zij zich steeds groter maken om de concurrentiestrijd met de ander te kunnen voeren. Er is steeds meer om te willen, maar je mogelijkheden om die dingen te krijgen groeien niet mee. En je kan niemand vertrouwen.

Maar mensen zijn daar niet op gebouwd, zijn niet gebouwd op een strijd van iedereen tegen iedereen. En een samenleving kan dat ook niet aan.
Naar mate de strijd om banen, huizen, auto’s, relaties, heftiger wordt zie je ook dat een samenleving zich steeds meer begint te keren tegen één persoon, of één groep. We kunnen de waarheid – dat we onszelf gek hebben laten maken door wat we allemaal willen – niet aan en maken iemand anders schuldig aan ons ongeluk.

Die iemand noemen we de zondebok. Zondebokken vind je overal, vroeger en nu. Het vinden van een zondebok is een manier waarop een samenleving zich van haar eigen spanningen – spanningen die ze niet kan oplossen of beheersen – kan afkomen. De psychische druk in de hoofden van mensen moet op één of andere manier een uitweg zoeken.Weg met de zondebok!

De Bijbel staat vol met verhalen over zondebokken, mensen of groepen die verantwoordelijk worden gemaakt voor de nood en de pijn van andere mensen.

Het begint al met Kaïn en Abel, Joseph, die door zijn broers te grazen wordt genomen en verkocht. De profeten, mensen die de waarheid spreken als ze zeggen dat de samenleving niet meer op onrecht kan blijven teren – en het joodse volk zelf, als het in ballingschap is. Onschuldige mensen worden tot zondebok gemaakt.

En uiteindelijk geldt dit zelfs voor de meest onschuldige mens ooit, Jezus Christus.

Hij zegt, als ik ben wie ik ben dan zullen de mensen me als een vijand zien, als dé vijand zien. Maar daar moeten we doorheen. Dit moet gebeuren want het is de enige manier om te laten zien dat ikzelf, het Woord van vergeving, van de Liefde van God, groter is dan alle pijn en haat die mensen in zich voelen.

Pas door het lijden en de dood te overwinnen kan ik laten zien dat het pad van afgunst en geweld een doodlopende weg is. Pas als ze dit alles gedaan hebben kunnen ze leren dat dit geen toekomst brengt.

Petrus snapt daar helemaal niks van, hij denkt nog steeds in termen van winnen en verliezen, als Jezus de Christus is, de Messias, dan moet hij niet verpletterd worden door de macht – maar de macht juist overnemen? Jezus, dat kan niet wat jij nu zegt!
Hij had het nog niet door.

Juist door te laten zien dat angst en geweld juist de mensen raken die er niets mee te maken hebben, door zichzelf zo op te offeren kon Jezus laten zien hoe wij onszelf het bos in kunnen sturen, zelfs hoe makkelijk wij medeplichtig kunnen worden in het kwaad.

Hoe makkelijk wij allemaal het kwaad buiten ons zoeken en neerleggen bij die of bij die. Dat is niet iets van vroeger, dat is nog steeds iets van hier en nu. We beseffen vaak zelfs niet eens hoe makkelijk je je kan laten meeslepen door dit soort processen. Als je er niet op let kun je zelfs nauwelijks bewust zijn van hoe ver je mee kan gaan.

Maar we weten ook als christenen, dat dit een doodlopende weg. Want die weg loopt dood op de rots van Jezus Christus.

Als wie iemand of een groep de schuld geven van alles wat ons dwars zit, moeten we niet in de eerste plaats naar hen kijken, maar naar onszelf, en naar Jezus Christus. Hij kreeg ook van alles de schuld. Mensen hebben hem gehaat en vermoord, en waarom? Omdat er iets mis was met Jezus? Of omdat mensen hun innerlijke drift tot geweld niet konden stillen, niet onder controle konden brengen?

Vrede is geen stand van zaken. Vrede is een werkwoord. Als er niet dagelijks aan gewerkt wordt, aan die opdracht tot vrede, dan raak je het kwijt, zonder dat je het zelf doorhebt.

Vrede is en blijft een opdracht voor onszelf. Een opdracht om ons als mensen en als land te bevragen,

Waar zijn we bang voor, voor wie zijn we bang. Zijn we bang dat ons iets afgepakt wordt, zo ja, door wie?

Richten we die angst op iemand buiten ons? En op wie dan?

Voelen we ons boos als we aan die persoon of personen denken? Angstig wellicht? Wie of wat gaat er met ons op de loop?

Als we dan denken aan Jezus Christus, hoe zouden we het dan anders kunnen doen? Hoe zou hij het hebben gedaan? Wat zou hij tot ons zeggen? Hij die nooit iets wilde nemen, maar alleen maar zichzelf wil geven, om ons vrij te maken?

Wat wil hij voor ons? Een nieuwe auto, of vrede in ons hart? Vrede in ons leven? Pas als wij kritisch naar onszelf kunnen kijken zijn wij daar klaar voor, zijn wij klaar om de Vredesvorst binnen te laten in ons hart, en daar Zijn werk te laten doen. Dan blazen wij onszelf niet meer op, om anderen beter te kunnen imponeren, maar worden wij kwetsbaar, net als Hem. Dan is `t 'weg met de zondebok', want die hebben we niet meer nodig.

Pas dan kunnen wij de instrumenten worden in Zijn handen.Vredestichters.

Amen.