In die tijd gingen Jezus en zijn leerlingen weg van de berg en trokken Galilea door;
maar Hij wilde niet dat iemand het te weten kwam, want Hij was bezig zijn leerlingen te onderrichten.
Hij zeide hun:
“De Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen der mensen
en ze zullen Hem doden;
maar drie dagen na zijn dood zal Hij weer opstaan.” Zij begrepen die woorden wel niet,
maar schrokken ervoor terug Hem te ondervragen.
Zij kwamen in Kafarnaüm
en, eenmaal thuis, ondervroeg Hij hen:
“Waar hebt ge onderweg over getwist?”
Maar zij zwegen, want ze hadden onderweg
een woordenwisseling gehad over de vraag
wie de grootste was.
Toen zette Hij zich neer,
riep de twaalf bij zich en zei tot hen:
“Als iemand de eerste wil zijn,
zal hij de laatste van allen moeten wezen
en de dienaar van allen.”
Hij nam een kind en zette het in hun midden;
Hij omarmde het en sprak tot hen:
“Wie een kind als dit opneemt in mijn Naam,
neemt Mij op; en wie Mij opneemt,
neemt niet Mij op, maar Hem die Mij gezonden heeft.”
De lezing van deze zondag is een vervolg op die van de
vorige zondag. Jezus vertelt over zijn lijden – over alles wat hem overkomen
zal. Maar de leerlingen willen er niet aan of zijn met andere dingen bezig. Ze
dromen nog steeds over een ander Koninkrijk. Het Koninkrijk van Koning Jezus,
met als hoofdstad Jeruzalem. Niet het hemelse, maar het aardse. Dan zijn
Pilatus en Herodes weggestuurd en mogen de twaalf, zo geloven ze, de mooie
baantjes verdelen.
Terwijl Jezus probeert uit te leggen dat het allemaal anders
zal gaan zijn de leerlingen aan het
kibbelen over wie er dan premier mag worden, en wie minister voor
volksgezondheid, en wie fractievoorzitter in het Parlement.
Maar als Jezus hen vraagt waar ze mee bezig zijn voelen ze
zich betrapt en durven ze het niet te zeggen.
Het doet een beetje denken aan het verhaal uit Genesis dat
Adam en Eva, nadat ze van de appel gegeten hebben er achter komen dat ze naakt
zijn, en als God er aan komt verstoppen ze zich gauw. Zo kunnen ze God de Heer
niet onder ogen komen.
Het is dezelfde stilte: de stilte die komt wanneer luidruchtige
mensen opeens beseffen dat hun ambities niets
om het lijf hebben.
Want dat zijn de twaalf wel. Ze zijn ambitieus – én de
ambities slaan de plank helemaal mis. Daar gaan ze nog achterkomen.
Macht en geloof is een ingewikkelde combinatie. Zolang er
mensen zijn zullen er machtigen en minder machtigen zijn, en elke organisatie –
ook die van de Kerk – heeft mensen nodig die verantwoordelijkheid kunnen nemen.
En je hebt maar om te gaan met mensen die invloedrijk zijn in de wereld.
Door de eeuwen heen is dit een moeilijke taak gebleken. Vaak
is er voor gekozen om machtige mensen extra te vleien. Dan krijgen ze de
mooiste stoelen en worden extra bewierookt. In die tijd was het voor machtige
mensen ook een voordeel om in de kerk gezien te worden. Of ze er iets van
meenden of niet is natuurlijk de vraag. Voor een aantal van hen was dit zeker
zo, maar bij anderen merk je dat ze de kerk loslaten zo gauw het niet meer
uitkomt.
Ook deze week hebben we dat weer gezien – een aantal
invloedrijke en machtige mensen roepen om het luidst - dat ze niets meer met de
kerk te maken wilden hebben. Zo openlijk als invloedrijke mensen vroeger
vooraan wilden staan, zo openlijk zoekt men nu de uitgang.
De Kerk, dat is een nare vlek op je personal brand geworden. Daar krijg je geen applaus meer mee. Maar
als machtige en invloedrijke mensen op tv zeggen dat zij daar niet meer bij
willen horen – dan raakt dat ook veel gewone mensen. Zoals we ons vroeger
misschien veilig voelden als rijke mensen vooraan in de kerk zaten – ze horen toch maar bij ons , zo kan je
je zelfs een beetje verlaten voelen – alsof het niet meer hoort om katholiek te zijn.
Dan is het goed dat wij horen waar onze boodschap echt om
draait. Het gaat niet om voor aan staan. Het
gaat ook niet om vooraanstaanden in
de wereld. Zij zijn niet extra
bijzonder. Ze mogen er bij komen, iedereen mag er bij komen, maar niet om een
bijzondere behandeling te krijgen.
Als we dieper in het mysterie van Jezus Christus
doordringen, in zijn Leven in zijn voorbeeld, dan wordt voor ons een groot
geheim ontsluierd. Hoe dichter bij Jezus wij zijn, des te belangrijker we
worden.
De Heilige Thérèse van Lisieux, die grote kleine heilige uit
Frankrijk, beschrijft dat heel mooi in de uitnodiging die zij schrijft voor
haar eeuwige professie in de Karmel. Ze zegt dan van haar kloosternaam - Thérèse
van het Kind Jezus en het Heilig Aangezicht - dat die kloosternamen
eigenlijk adellijke titels zijn, omdat die namen verbonden zijn met die van de
Heer, die Koning is over alles wat leeft. Aardse posities doen er dan werkelijk
niet meer toe.
Hoe dieper verbonden je bent met de Heer, des te
belangrijker je wordt, Of beter nog: des
te meer realiseer je je hoe belangrijk je altijd
was, als kind van God.
Een ander voorbeeld, wil ik u ook nog meegeven:
Een vriend van mij vertelde toen over zijn oudtante, die uit
een hele voorname familie komt. Een beroemde adellijke familie met een
klinkende naam. Zo`n naam waar alle deuren van de wereld voor open gaan.
Maar zij koos toch voor zichzelf een andere naam, en een
andere deur om doorheen te gaan. Niet de namen en de deuren van deze wereld.
Na de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog doorleefd te
hebben, en met eigen ogen te hebben gezien wat voor kwaad de ene mens de ander
aan kan doen, is zij niet achterover gaan zitten. Ze heeft niet gezegd. “Wat
zijn mensen toch slecht, er is niks aan te doen”.
Laat staan: “de kerk heeft niet aan mijn verwachtingen
voldaan, weg ermee!”
Nee. Zij is ingetreden in een orde die zich tot taak heeft
gesteld om voor de armen en kwetsbaren te zorgen, en uiteindelijk terecht
gekomen in Amerika – in wijken die geteisterd wordend door armoede en geweld om
elke dag opnieuw in de onzichtbaarheid van haar roeping dat stille licht van
Jezus Christus te laten schijnen.
Om de werken van barmhartigheid te doen, om hulpeloze
kinderen op te nemen in hun midden zoals Jezus het vraagt. Hen niet te kwellen
of pijn te doen – zoals machtigen het gewoon zijn, waar ook ter wereld.
Mensen als zij maken de boodschap waar. En ook wij zijn
geroepen om die boodschap in ons leven – hoe onbijzonder we allemaal ook zijn –
waar te maken.
“Als iemand de eerste
wil zijn,
zal hij de laatste van allen moeten wezen
en de dienaar van allen.”
zal hij de laatste van allen moeten wezen
en de dienaar van allen.”
Amen.