Monday, 31 December 2018

Zout en Licht


Preek Oudjaar 31.12.18



Gij zijt het zout der aarde. Maar als het zout zijn kracht verliest, waar mee zal men dan zouten? Het deugt nergens meer voor dan om weggeworpen en door de mensen vertrapt te worden. Gij zijt het licht der wereld. Een stad kan niet verborgen blijven als ze boven op een berg ligt! 

Men steekt toch ook niet een lamp aan om ze onder de korenmaat te zetten, maar men plaatst ze op de standaard, zodat ze licht geeft voor allen die in huis zijn. Zo moet ook uw licht stralen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemel is.


Broeders en zusters, beste mensen.

Zo staan we weer aan het einde van het oude jaar en de drempel van een nieuw jaar. 2019

Oudjaar is altijd een moment van terugkijken, de balans opmaken en onze hoop, verwachtingen en voornemens uitspreken voor het nieuwe jaar.  Mensen maken lijstjes op over wat ze willen bereiken of doen in het komend jaar. Misschien een paar kilo afvallen, of gezonder eten bijvoorbeeld, dat hoor je vaak.

De lezing uit het Evangelie die we vanavond gelezen hebben geven ook een soort goed voornemen weer. Geen goed voornemen voor oud en nieuw specifiek, maar één voor elke dag. Omdat we voor een nieuw begin niet hoeven te wachten op een speciale dag in het jaar. We mogen elke keer opnieuw een nieuw begin maken !

In het Evangelie dat we zojuist gelezen hebben krijgen we de opdracht mee om zoutend zout te zijn en een licht voor het oog van de mensen. We zijn geroepen om dingen in beweging te zetten, zaken aan te jagen, en een voorbeeld te zijn.

Nou, kunnen we zeggen, dat is nogal een bestelling die we zo even mee krijgen. Zeker als je daarbij ook nog een paar kilo wilt afvallen en gezonder wilt gaan eten in 2019.

Hoe moeten we deze opdracht van Jezus begrijpen, zo op de drempel van 
het nieuwe jaar?

Het belangrijkste om te begrijpen zijn de beelden die Jezus gebruikt. Zout en licht. Die twee hebben met elkaar gemeen dat ze niet voor zichzelf bestaan. Aan zout op zich heb je niet zoveel. Zout is er voor het eten, om dat op smaak te brengen, of om het beter te kunnen bewaren. En ook licht op zich dient geen doel. Je hebt er pas wat aan als er dingen zijn die je door dat licht beter kan zien.

Zout en licht maken dingen mogelijk. Ze zijn er niet voor zichzelf, maar dienen een hoger doel. Als je zout en licht wilt zijn is dat dus de sleutel. Je leven niet om jezelf te laten draaien, maar kijken wat je voor anderen kan doen. Hoe je het beste andere mensen kan helpen.

Dat is misschien het beste goede voornemen voor het volgende jaar. Als we zo willen leven dan openen we deuren , voor onszelf en voor anderen. Dan verdwalen we niet in de duisternis maar vinden we de weg naar God, ook in het nieuwe jaar.  Ook in 2019.

Amen.  



Sunday, 23 December 2018

Een Onbekend Land


Broeders en zusters in Christus
In verband met de voorbereidingen voor Kerst is er deze keer maar een korte preek. Verder wil ik graag ook van de gelegenheid gebruik maken om een brief voor te lezen van onze bisschop, mgr. Punt, waarin hij een belangrijke mededeling doet.

In de lezingen van deze zondag zijn we samen met Maria op reis naar het hoogland en zij zal daar een tijd verblijven bij haar nicht Elizabeth. Elizabeth’s ongeboren kind – die Johannes de Doper zal worden- is de eerste die als het ware doorgeeft wat er gebeurt. Wie het kind in de schoot van Maria is. En het kost Elizabeth geen moeite om de boodschap van Johannes in te vullen. Zij herkent een wonder wanneer het zich voordoet.

Het is een bijzondere ontmoeting tussen twee vrouwen en twee ongeboren kinderen. Ongeboren kinderen die er volledig toe doen, zij spelen hier zelfs de hoofdrol. De blijde verwachting waarin wij leven bestaat uit het wachten op hen. Het nieuwe leven dat zoveel te weeg gaat brengen – in hun eigen land en vér daarbuiten.

Op het moment dat Maria en Elizabeth elkaar ontmoeten weten zij niet hoe de toekomst, de tweeduizend jaar die na hen komt er uit zal zien. Maar zij spreken hun geloof en verwachting uit dat elke toekomst die wij hebben in de handen van God ligt. En God doet wonderen in ieders leven.

Heel vaak proberen we een voorschot te nemen op de toekomst. We proberen er greep op te krijgen, sommigen laten zich zelfs in met magische praktijken om de toekomst te kunnen voorspellen. Anderen proberen de toekomst zelfs op te offeren aan het heden, zoals in het geval van abortus . Sommigen proberen zelfs de toekomst tegen te houden, en vanuit een houding van vals conservatisme hun leven te bewaren zoals het nu is. Al deze pogingen zijn tot mislukken gedoemd. Het is wat koning Herodes zal proberen te doen: zijn hachje proberen te redden door de toekomst te vernietigen. Maar ook het leger van koning Herodes houdt de toekomst niet tegen. 

Geconfronteerd met de toekomst staan wij voor een gebied waar ons menselijk plannen, ons menselijk handelen op zal stuklopen. Wij hebben er geen greep op, we kunnen het niet naar onze hand zetten. En misschien is dat maar goed ook.

Gods belofte voor de mensen laat zich niet tegenhouden. Het zet zich altijd door, op de meest onverwachtse plek. Het zet zich door in de schoot van een meisje uit Nazareth – een stad waarvan de mensen zeiden dat er niets goeds vandaan kon komen. 

God laat mensen zelf de keuze of zij zich laten raken door Zijn woorden, door zijn handelen. En als ze 'nee' zeggen gaat het verhaal verder. Zonder hen, dat wel. Maar het gaat altijd door.

Maandagnacht vieren we dat Gods plan, eenmaal aangevangen, altijd zijn weg blijft volgen. We vieren het nieuwe begin, het nieuwe verhaal van God dat in de wereld komt. Een nieuw mens die de breuk tussen Hemel en Aarde opheft. God en Mens met elkaar verzoent.

Enkel als wij plaats maken voor Hem vinden wij ruimte voor die nieuwe toekomst.

Amen.

Sunday, 16 December 2018

Een Blijde Boodschap?


In die tijd stelden de mensen Johannes de vraag:
“Wat moeten wij doen?”
Johannes gaf hun ten antwoord:
“Wie dubbele kleding heeft, laat hij delen
met wie niets heeft,
en wie voedsel heeft, laat hij hetzelfde doen.”
Er kwamen ook tollenaars om gedoopt te worden
en ze vroegen hem:
“Meester, wat moeten wij doen?”
Hij zei hun:
“Niet méér vragen dan voor u is vastgesteld.”
Ook de soldaten vroegen hem
“En wij, wat moeten wij doen?”
Hij antwoordde:
“Niemand uitplunderen, niemand iets afpersen,
maar tevreden zijn met uw soldij.”
Omdat het volk vol verwachting was
en iedereen zich aangaande Johannes de vraag stelde,
of hij niet de Messias zou zijn,
gaf Johannes aan allen het antwoord:
“Ik doop u met water, maar er komt iemand,
die sterker is dan ik;
ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken.
Hij zal u dopen met de heilige Geest en met vuur.
De wan heeft Hij in zijn hand
om zijn dorsvloer grondig te zuiveren
en zijn tarwe te verzamelen in de schuur,
maar het kaf zal Hij verbranden in onblusbaar vuur.”
Zo en met nog vele andere vermaningen
verkondigde Johannes aan het volk de Blijde Boodschap.
Woord van de Heer.
Wij danken God.

De derde zondag van de Advent is een zondag met een licht randje: zondag Gaudete – we worden gevraagd om ons te verheugen in de Heer. Maar het Evangelie van vandaag is nou niet direct een vreugdetekst . De mensen komen naar Johannes de Doper toe – de voorloper van de Heer, de Wegbereider – en hij geeft hen levensadvies. Levensadvies dat hoort bij die taak van voorbereiding, het leven op orde brengen voor de komst van de Heer.

Hij spreekt drie groepen aan, en daar zit een regelmaat in; plat gezegd – het gaat van kwaad tot erger ; we beginnen bij de mensen, die zich willen vrijmaken van het kwaad dat ze hebben gedaan .  Iets eerder in het Evangelie noemt Johannes ze zelfs addergebroed.

Dit zijn mensen die verkeerde keuzes hebben gemaakt in het leven. En dat weten ze, ze kunnen de Messias niet zomaar onder ogen komen – ze moeten zich voorbereiden, bekeren, reinigen.

Dan komen we als tweede uit bij de tollenaars – mensen die collaboreren met de Romeinse bezetter en daar zelf flink aan verdienen. Dat zij verkeerd gedaan hebben staat buiten kijf. Wat ze allemaal mispeuterd hebben kunnen we overal in de Evangelies teruglezen.

Tenslotte komen we uit bij de soldaten. We kunnen er niet eens van uitgaan dat dat joden waren – het zou voor joden uit de tijd van Jezus ondenkbaar geweest zijn om dienst te hebben genomen in het Romeinse leger.  Je moest dan offeren aan standbeelden van de keizer – en ook de Adelaars van de legioenen werden als afgoden aanbeden.

Maar dat is dus bijzonder – die niet-joden, die heidense Romeinen voelen dat er wat zit aan te komen, dat die boodschap van de Messias die komen zal ook hun verhaal is, ook die Messias ook hun leven gaat veranderen. En ook zij komen bij Johannes de Doper in de hoop dat hij hen kan vertellen hoe het verder moet met hun leven.

Dan is het bijzonder wat de raad is van Johannes, want de raadgevingen van Johannes zijn helemaal niet zo spectaculair – zelfs heel alledaags.

De mensen, de grote massa, moet delen van hun overdaad, of dat nu voedsel is of kleren. Als je meer hebt dan je nodig hebt moet je delen met anderen. Alleen op die manier kun je ruimte maken voor God in je leven.

De Tollenaars en soldaten krijgen als advies om tevreden te zijn met wat ze krijgen. Met wat er voor hen is vastgesteld, of met hun soldij. Johannes zegt ze niet dat ze met ophouden met wat ze doen – dat zou onhaalbaar zijn, maar wát ze doen moeten ze zo doen dat er niets op aan te merken is.  Het is een hoopvolle boodschap, zelfs een vreugdevolle boodschap – want dat betekent dat het binnen ons bereik is om goed te doen. Het is binnen ons bereik om ons voor te bereiden op de komst van de Heer, niemand staat buiten die belofte – zelfs de Romeinse soldaten niet – als je je maar gereed wilt maken.

Een optimistische boodschap dus, de komst van de Messias opent voor iedereen deuren, iedereen heeft het in zijn macht om de eerste stap te zetten naar die toekomst toe. Iedereen heeft de mogelijkheid om ruimte te maken zodat we Gods kerstgeschenk aan ons mogen ontvangen.

Amen.


Sunday, 2 December 2018

Wakker blijven!


Preek eerste zondag van de advent 2018
1-2 december ’18

“Wakker blijven!”

“In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Er zullen tekenen zijn aan de zon, maan en sterren
en op de aarde zullen volkeren in angst verkeren,
radeloos door het gebulder van de onstuimige zee.
De mensen zullen het besterven van schrik,
in spanning om wat de wereld gaat overkomen.
Want de hemelse heerscharen zullen in verwarring geraken.
Dan zullen zij de Mensenzoon zien komen op een wolk,
met macht en grote heerlijkheid.
Wanneer zich dit alles begint te voltrekken,
richt u dan op en heft uw hoofden omhoog,
want uw verlossing komt nabij.
Zorg ervoor dat uw geest niet afgestompt raakt
door een roes van dronkenschap en de zorgen van het leven;
laat die dag u niet onverhoeds grijpen als in een strik;
want hij zal komen over alle mensen, waar ook ter wereld.
Weest daarom altijd waakzaam en bidt
dat ge in staat moogt zijn te ontkomen
aan al die dingen, die zich gaan voltrekken,
en dat ge stand moogt houden
voor het aangezicht van de Mensenzoon.”

Broeders en zusters in Christus

Vandaag de eerste zondag van de Advent: het nieuwe kerkelijke jaar is begonnen. We tellen tijdens de vier voorafgaande zondagen af tot het Kerstfeest, de geboorte van Onze Heer Jezus Christus.

De lezingen van vandaag leiden ons binnen in deze Sterke Tijd , zoals dat heet in kerkelijke taal, dit seizoen van de Advent. Als we het Evangelie voor deze zondag lezen zien we gelijk dat het een vervolg is op de lezingen van Christus Koning. Waar we bij Christus Koning hebben gelezen over de voleinding der tijden, het einde van alle dingen. 

Zo spreekt het evangelie van de eerste zondag van de Advent ook over de komst van de Koning, maar dan de komst van de Koning aan het einde der tijden – en hoe wij daar niet bang voor hoeven te zijn – maar werkelijk mogen uitzien naar redding.

De advent is van oudsher een tijd van vasten en bidden, dat zien we nog terug in de kerkelijke kleur – paars – dezelfde kleur als in de Veertigdagentijd, en in de liturgie - die is wat soberder dan normaal. 

Dat vasten en bidden is er misschien een beetje uitgegaan. De hele maand december is feestmaand geworden. Dat is ongetwijfeld heel gezellig – maar niet helemáál de bedoeling.  Om te zien wat er aan de hand is moet je een heldere geest hebben, en goed opletten.

Ik ben op dit moment een dagboek aan het lezen van een Duitse schrijver – Walter Kempowski – en het deel waar ik nu ben is het jaar  1989 – het jaar waarin de Muur viel en de vreedzame revoluties in Oost-Europa een einde maakten aan het communisme. Kempowski had in zijn jonge jaren om politieke redenen 8 jaar in een Oost-Duitse gevangenis gezeten voor hij naar West-Duitsland kon vertrekken – en wat het meest opvalt als je zijn dagboek leest is dat terwijl de eerste signalen al in de zomer van 1989 duidelijk waren de meeste mensen in het Westen niets opviel.  Ze waren zo druk bezig met hun eigen leven, en hun eigen afleidingen dat ze één van de grootste bewegingen van de twintigste eeuw op geen enkele manier hadden zien aankomen.

Zien wat er gebeurt is niet vanzelfsprekend. Je moet er ontvankelijk voor zijn. Als je vol zit met het een of het ander dan mis je misschien de ontwikkelingen die er toe doen. En dat zijn dan nog maar de dingen van de wereld. 

Zo is het ook met de advent. Die is voorbereidingstijd er voor bedoeld dat wij leren kijken, leren opletten, leren wachten op datgene wat komen gaat – zodat we de échte betekenis ervan niet missen.

De advent is oorspronkelijk een tijd van soberheid, ook vanuit de wetenschap dat je pas echt feest kan vieren als de tijd van het feest afgebakend is, en voorbereid wordt. Des te groter het feest – des te langer de voorbereiding. Pasen is het belangrijkste feest en krijgt een lange voorbereidingstijd van veertig dagen. Kerst is ook bijzonder en belangrijk – en krijgt een kleine vier weken, min of meer.  

Vier weken om ons geestelijk voor te bereiden op Hij die in de wereld komt om ons te redden van de duisternis , om ons nieuwe hoop te geven, om ons leven richting te geven naar God. Hij die komt om ons te leren om te zien naar wie klein is, naar mensen voor wie geen plaats is, voor de verborgen verhalen die in alle onopvallendheid de hele wereld richting geven.

Om te kunnen zien wat alle eeuwen verborgen is gebleven moeten we helder uit onze ogen kunnen kijken , niet afgestompt zijn – in de woorden van het evangelie. Onszelf niet geestelijk of lichamelijk bedwelmen met obsessies, bezigheden, drank of drugs.

Ons daar zelfs van los proberen te maken in deze tijd zodat we leren zien, leren ontvangen , leren geven.

Leren zien, want waar het echt om gaat is niet iedereen duidelijk. We zijn als mensen makkelijk afgeleid, de dagelijkse stroom van nieuwtjes, de vloed van informatie informeert ons niet werkelijk meer als je door die vloed de essentie mist.

Leren ontvangen, de grote gebeurtenissen in dit leven spelen zich niet zomaar ergens anders af – ze veranderen ook onszelf. We moeten leren dergelijke veranderingen, dergelijke ontdekkingen, in ons hart te laten leven, werkelijk te ontvangen.

Tenslotte: leren geven. Als wij ontdekt hebben wat de diepste betekenis is van wat we met Kerst mogen ontvangen mogen wij dit ook weer doorgeven aan anderen. Als ons leven veranderd wordt door de ontmoeting met het Koningskind, dan kan ook de wereld om ons heen niet hetzelfde blijven , dan zijn wij geroepen van Hem te getuigen en Hem na te volgen in wat Hij doet en is.

Amen.




Saturday, 24 November 2018

Mijn Rijk is niet van deze wereld

(De lezingen voor deze zondag kunt u hier vinden.)



Broeders en zusters in Christus,


We naderen het einde van het Kerkelijk Jaar en daarmee ook een nieuw begin. In de protestantse traditie noemt men de aanstaande zondag “zondag Voleinding”, en dat is een mooie vondst. 

In de katholieke traditie vieren we het Hoogfeest van Christus Koning. In de lezingen hoorden we over Gods bekommernis om alle mensen, van alle volken, rassen en talen – en over zijn belofte om alle mensen samen te brengen onder Jezus Messias. De Grote Koning die de scheidslijnen tussen mensen, en de scheidslijn tussen God en mens doorbreekt.



In het Evangelie lezen we dan wat voor soort Koning Jezus zal zijn. Geen koning zoals heersers van toen. Geen koning zoals heersers van nu. Maar een koning van het koninkrijk van de waarheid. Een koninkrijk dat niet van deze wereld is, maar waar allen die uit de waarheid aan deelhebben.

Maar wat kan dat betekenen, een koninkrijk dat niet van deze wereld is?

Nu was ik vorige week in het Rijksmuseum, daar is een mooie tentoonstelling gaande over de Tachtigjarige Oorlog. Er staan allemaal schilderijen en objecten tentoongesteld uit zowel de Noordelijke als de Zuidelijke Nederlanden. Het Smeekschrift der Edelen ligt er bijvoorbeeld, en het Koningsglas uit Gouda, en een exemplaar van het Verdrag van Munster waarin Spanje in 1648, na tachtig jaar conflict en burgeroorlog in de Nederlanden de onafhankelijkheid van de Republiek erkende.

Achter de vitrine waar het Verdrag van Munster in ligt hangt een schilderij dat me aan het denken zette. Het was een vanitas. Een vanitas is een stilleven dat de tijdelijkheid en sterfelijkheid van alle dingen wil uitdrukken. Het is een genre in de schilderkunst die we vandaag de dag node missen.

Op een vanitas-stilleven zijn objecten te zien die die tijdelijkheid uitdrukken, of door hun opname in een vanitas wordt zichtbaar gemaakt dat daar ook geen vaste grond te vinden is. Op een vanitas kan men dus van alles vinden, een muziekinstrument met een gebroken snaar, een paar geldstukken, een boek, een schedel, een lamp die is uitgegaan of een opgebrande kaars, een versleten muziekboek, een schil van een opgegeten vrucht, een globe, juwelen, medailles, of soms zelfs een kroon.

Op het stilleven dat bij het Verdrag van Munster hangt staat een schedel, symbool van sterfelijkheid, en een aantal boeken, en een officieel document, misschien wel een verdrag, voorzien van een groot wassen zegel met het Wapen van Holland er op: de Hollandse leeuw.

Dat schilderij raakte mij. Het is geschilderd in Noord-Nederland na het tekenen van het verdrag van Munster, je zou zeggen iets triomfalistischer was niet vreemd geweest – maar in plaats van triomfalisme kiest de schilder er voor om na de overwinning op Spanje met dat schilderij te zeggen. Ook deze staat waarin wij nu leven, lijkt de schilder te zeggen, de Republiek der Nederlanden, dit Graafschap Holland met zijn trotse steden, zijn rijkdom, zijn macht en flonkerende glans, dat gaat ook ooit weer eens voorbij, het hoort bij het rijk van het ondermaanse, bij al die dingen die opkomen, schitteren en vergaan.

Het is misschien artistiek niet het meest vooraanstaande kunstwerk van de zeventiende eeuw, toegegeven, maar in wat het probeert te zeggen is het een haast theologisch commentaar op alle claims van de politieke macht van zijn tijd. Ook dit alles gaat voorbij.

Het is een sentiment dat ook erg thuishoort bij deze dagen, de laatste dagen van het kerkelijk jaar, waarin wij bijzonder worden uitgenodigd om te reflecteren op alles wat niet de eeuwigheid in zal gaan, de geldstukken in onze al dan niet digitale buidels, alles waarmee wij ons vermaken en alle macht en zekerheid waarin wij ons in deze wereld vastklampen. Dat alles gaat niet mee naar de eeuwigheid, dat alles gaat niet mee naar God.

Dat alles hoort niet bij het Koninkrijk van Jezus Christus. Wereldse macht en invloed heeft zo`n soort Koning niet nodig. Sterker nog: de wereldse overheid veroordeelt hem, stelt hem terecht.

De wereldse macht is niet alleen sterfelijk, maar soms ook dodelijk. Sterfelijk, want haar domein bestrijkt de wereld van dingen die voorbij gaan. Augustinus, de grote kerkvader uit de vijfde eeuw, schreef over de staat dat zij haar grondslag en noodzaak vindt in de zondeval. Als mensen niet uit zichzelf goed willen zijn, dan moet een overheid een publieke orde handhaven, om erger te voorkomen. Maar als God en mens zich uiteindelijk, buiten de grenzen van ruimte en tijd zich met elkaar verzoenen verdwijnt ook alles wat hier mee te maken heeft. De overheid is er niet voor niets, en heeft een belangrijke rol in deze wereld voor het handhaven van orde en recht. Romeinen 13, zouden we kunnen zeggen.

Maar een staat kan ook in zichzelf gekeerd raken, en denken dat haar grondslag niet buiten haar ligt, dat hij zelf het fundament van de rechtvaardigheid kan zijn, dat er niets meer buiten hem ligt. Maar alles wat zich afsluit, sluit zich ook af voor waarheid en goedheid. Dan wordt de staat iets anders, geen degelijk ordehandhaver van Romeinen 13. Maar het Beest van Openbaringen 13; voorzien van een berg koppen met evenveel kronen. Zo`n staat is geen zegen maar een vloek.

We zien iets hiervan terug in het Evangelie, als Jezus Pilatus ontmoet. We zien de hoogste koning, Jezus Messias en die wordt geconfronteerd met Pilatus, een dienaar van de keizer. Jezus spreekt de waarheid, ís de waarheid; terwijl we van Pilatus weten dat hij met 'waarheid' niet zoveel kan schelen. Jezus kijkt op naar zijn Vader, is in alles verbonden met zijn Vader die Hem gezonden heeft. Pilatus is gezonden door de Keizer, een onberekenbare man van wiens gunst je nooit zeker bent. Jezus wordt veroordeeld door Pilatus, maar dat oordeel is uiteindelijk machteloos tegen de oneindige kracht van de Verrijzenis die zich zal uitstrekken over alle tijd een eeuwigheid. Jezus is de naam door wie allen gered zullen worden. Pilatus naam zou goeddeels vergeten zijn als hij in de Evangelies niet werd genoemd. Beiden openbaren zichzelf voor wie ze werkelijk zijn. Jezus is slachtoffer – maar Koning. Pilatus spreekt haast soeverein een oordeel uit, maar is zelf een werktuig van machten die vér buiten hem liggen.

Wat betekent dit alles dan nu voor ons?

Wij worden gevraagd ons te verenigen in geloof, in gebed, met de Koning. Om Zijn stem te horen, Hem te herkennen. Want “al wie uit de waarheid is, luistert naar mijn stem”. Jezus Christus blijft tot ons spreken, door de schriften, in de gave van het geloof, door het gebed, door al wat hij ons geweten ingeeft. Dat alles maakt ons per definitie vrije mensen.

Wij zijn niet afhankelijk van politici om ons te vertellen wat goed en kwaad is. Integendeel. Het is de kerk, de vergadering van alle mensen die gedoopt zijn en geloven, die moet getuigen van de hoop die in ons leeft.

In de zaken die voorbijgaan zijn geen eeuwige waarden, geen eeuwige waarheden te vinden. De plechtige waszegels, de oordelen van de wet, zullen ooit tot stof verkruimelen samen met alle opgebrande kaarsen, sinaasappelschillen en dof geworden munten die we op een vanitas kunnen aantreffen.

Één is er die blijft, en Hij is met allen die bij Hem willen horen. Hij is:

De Alfa en de Omega
Hij die is en die was en die komt,
de Albeheerser

Amen.



Sunday, 11 November 2018

Geven en Nemen


eerste lezing (1 Kon. 17, 10-16)

In die dagen stond de profeet Elia op
en vertrok naar Sarefat.
Toen hij bij de stadspoort kwam
was daar een weduwe hout aan het sprokkelen.
Hij riep tot haar:
“Wees zo goed en haal voor mij in uw kruik een beetje water;
ik zou graag wat drinken.”
Toen zij het ging halen, riep hij haar na:
“Wees zo goed en breng ook een stuk brood mee.”
Zij antwoordde:
“Zowaar de Heer uw God leeft, ik heb geen brood meer;
alleen nog maar een handvol meel in de pot
en een beetje olie in de kruik.
Ik sprokkel nu wat hout en ga dadelijk naar huis
om voor mij en mijn zoon voor het laatst eten klaar te maken;
daarna wacht ons de dood.”
Elia antwoordde:
“Vrees niet,
ga naar huis en doe wat u van plan bent,
maar maak van het meel en de olie
eerst een broodje voor mij en breng mij dat;
voor uzelf en uw zoon kunt u daarna zorgen.
Want zo zegt de Heer, de God van Israël:
De pot meel raakt niet leeg en de kruik met olie niet uitgeput,
totdat de Heer het weer laat regenen.”
Toen ging zij heen en deed wat Elia gezegd had
en dag aan dag hadden zij te eten, zij en haar gezin.
De pot met meel raakte niet leeg en de kruik met olie niet uitgeput
naar het woord dat de Heer gesproken had door Elia.

evangelie (Mc. 12, 38-44)

In die tijd gaf Jezus bij zijn onderricht ook deze waarschuwing:
“Wacht u voor de schriftgeleerden,
die graag in lange gewaden rondlopen,
die zich laten groeten op de markt,
belust zijn op de voornaamste zetels in de synagogen en op de ereplaatsen bij de maaltijden,
maar die de huizen der weduwen opslokken,
terwijl ze voor de schijn lange gebeden verrichten; over deze mensen zal een strenger vonnis worden uitgesproken.”
Hij ging tegenover de offerkist zitten
en keek toe, hoe het volk koperstukken daarin wierp, terwijl menige rijke er veel in liet vallen.
Er kwam ook een arme weduwe,
die er twee penningen, ter waarde van een cent in wierp.
Hij riep nu zijn leerlingen bij zich en sprak:
“Voorwaar, Ik zeg u:
die arme weduwe heeft het meest geofferd
van allen die iets in de offerkist wierpen;
allen wierpen ze er iets in van hun overvloed,
maar zij offerde van haar armoe al wat ze bezat,
alles waar ze van leven moest.”



Broeders en zusters in Christus,

Misschien heeft u wel eens gehoord, of iets gezien, van Amerikaanse televisiedominees. Een aantal onder hen hebben een boodschap die er op neer komt dat als je hen veel geld geeft God jou met nog veel meer geld gaat zegenen. Ik vat het even samen. 

Nu is het makkelijk voor ons om te denken dat je dáár toch niet intrapt. Maar toch is het heel succesvol. In de krant stond een paar maanden geleden een artikel over zo`n televisiedominee die inmiddels zijn tweede privéjet heeft gekocht. 

Kennelijk zijn er toch genoeg mensen te vinden die hem genoeg geloven dat ze hem geld willen geven, zoveel geld dat hij niet alleen maar in een mooi huis kan wonen, en in een mooie auto kan rijden, maar zoveel dat hij inmiddels privévliegtuigen in zijn garage heeft staan. 

Iets soortgelijks zien we terug in het Evangelie van vandaag. Jezus spreekt een oordeel uit over de Schriftgeleerden, die zijn belust – zegt hij – op de uiterlijkheden, mooie kleren, vooraan zitten bij de burgemeester aan tafel. Hij zegt niet, dat dát verkeerd is. Je mag best mooie kleren hebben en naast de burgemeester zitten, en wat hem betreft zit je elke week op een versierde stoel. Al die dingen zijn niet in zichzelf verkeerd. 

Wat wel verkeerd is, is de manier waarop die Schriftgeleerden aan al die mooie dingen komen. Ze zuigen andere mensen uit, ze “slokken de huizen van weduwen op”, en “spreken voor de schijn lange gebeden uit”. Ze zijn geen herders, maar huurlingen. Ze staan in een uitbuitingsrelatie tot de mensen voor wie ze zogenaamd in de weer zijn. 

En niet alleen de Schriftgeleerden zijn dat, het is breder dan dat. Ook de Tempel in Jeruzalem, dat is waar Jezus en zijn leerlingen op bedevaart, is in de praktijk zo`n uitbuitingsmachine geworden.

De geldkisten van de tempel waarin niet zomaar geldkisten zoals bij ons, daar zat een hele trukendoos aan vast. Je munten ging door een soort ronde trechter naar beneden en bleven een hele tijd ronddraaien, en aan het geluid dat er dan uitkwam kon je horen wat voor munt het was. 

Er is vaak gezegd: de weduwe wordt hier als voorbeeld aangehaald. Geven uit je rijkdom is één ding, maar geven uit je armoede toch echt iets anders, iets wat veel dieper gaat. Dat is zeker waar, maar er zit nog veel meer verpakt in de lezing. 

De lezing houdt op bij deze gave, maar je zou kunnen zeggen – het verhaal gaat verder op de volgende bladzijde, Marcus 13, en laat iets zeer verontrustends zien: 

Toen Jezus de tempel verliet, zei een van zijn leerlingen tot Hem: “Meester, kijk eens, wat een stenen en wat een gebouwen!” Maar Hij zei: “Ziet ge die grote gebouwen? Geen steen zal op de andere gelaten worden, alles zal worden verwoest.”

De leerlingen zijn nog steeds enorm onder de indruk van al dat blinkende goud, van die uiterlijkheden. Daar was de Tempel ook beroemd om, om haar rijkdommen.  

En hoe kwamen ze aan die rijkdommen? Van de grote gaven van de rijken, van de vele gaven van het volk, en uiteindelijk ook uit de zakken van de weduwen die haar allerlaatste cent bij de tempel afgeeft. Als de Schriftgeleerden de huizen van de weduwen verzwelgen dan zuigt de Tempel als een soort vergulde spons de laatste muntjes op. 

Het verhaal van vandaag is misschien geen verhaal van liefde, maar een verhaal van onmacht, uitbuiting en verdrukking. En het “wee gij Schriftgeleerden” geldt dan eigenlijk ook voor de Tempel.
Want al die tempelgaven dienen nergens meer voor. Al die zakken goud, en al die rijen rijke mensen die hun grote gaven luid rinkelend in de kist laten vallen. Díe gaven zijn voor niks. De gaven van het volk, met al hun koperstukken, zijn voor niks. De gave van de weduwe, die schilfertjes brons, alles waar ze van leven moet, is voor niks. 

Dát is waar Jezus kwaad om wordt.

Als we dan de bijbehorende lezing uit het OT lezen, dan zien we in de profeet Elia het tegendeel van de Schriftgeleerden en de Tempel. Hij vraagt een serieus offer aan de weduwe, zoals zij het kan voorzien vraagt hij om een plaats aan de tafel bij hun laatste maaltijd, hij brengt alleen maar een wonderlijke belofte mee: maar het is een belofte die wél wordt ingelost. De belofte van Elia is een belofte die leven geeft. Hij zegt: vrees niet, dat is belangrijk. Hij probeert niet te imponeren of te dreigen, of mensen te chanteren maar zegt mensen vrede aan.

We kunnen in nog drie punten een groot contrast zien tussen de profeet Elia en de religieuze machthebbers van later.

Ten eerste: Elia vraagt een deel van wat de weduwe heeft, een broodje. De Schriftgeleerden en de Tempel verzwelgen alles wat de weduwe heeft. 
 
Ten tweede: zowel Elia als de Schriftgeleerden en de Tempel doen beloften – wat je offert zal je ten goede komen. Wat je offert zal je vele malen terugzien, maar alleen Elia spreekt de waarheid. De Schriftgeleerden en de Tempel zijn machteloos, en de laatste zelfs de verwoesting toegewijd. De schone schijn – de lange gewaden, de vergulde stenen – bedekken het zicht op de machteloze leegte die er achter schuil gaat. Net zoals nu het privévliegtuig van de televisiedominee veel kracht uitstraalt – en zo zijn machteloosheid verbergt. Want wat de televisiedominee ook verzonnen heeft, ook hij heeft geen macht over Gods zegen, hij heeft God niet aan een touwtje. Hij voegt niets toe aan wat God zal doen of laten. Hij kost alleen maar heel veel geld.  

Ten derde: je kan als goed mens verzeild raken in situaties die goed of slecht zijn, zonder dat het jouw schuld is. Geen van de weduwen denkt in de eerste plaats aan zichzelf, vanuit de goedheid van hun hart offeren ze dat laatste beetje wat ze hebben. En God kijkt naar de zuiverheid van het hart, we kunnen niet zeggen dat de tweede weduwe iets verkeerd doet. Als Jezus een oordeel uitspreekt is dat over mensen die verantwoordelijk zijn voor iets, dan kijkt hij naar de machtigen, niet naar de machtelozen. 

We mogen dan dus ook niet zeggen, 'die weduwe had beter moeten weten' – dat kon ze niet. Haar zuiverheid zal haar worden aangerekend, maar alles wat die zuiverheid aantast, corrumpeert, verzwelgt dát zal verdwijnen.
Waar laat dit alles ons? Het gaat hier nu niet in de eerste plaats om de gevers maar om de nemers. Wat vragen we van mensen, wat eisen we van mensen? Maken we anderen tot ons werktuig, leven we van de inzet van anderen? Wat geven we daarvoor terug? Maken we ons groot en belangrijk, als Schriftgeleerden? Of maken we deel uit van een lege huls zoals de Tempel? Dan moeten we ons dringend beraden op waar we mee bezig zijn. Ook als we geven moeten we uitkijken, maar als we vragen moet we dat zeker. 

Als we zuiver van hart mogen zijn bij alles wat we geven, zo moeten we nóg zuiverder zijn als we vragen, alleen dan rust er wérkelijk zegen op wat we doen
.
Amen.