Wednesday, 29 May 2024

Sacramentsdag

 

Lezing uit de Brief aan de Hebreeën (9, 11-15):

Broeders en zusters,

Nu is Christus gekomen,
de hogepriester van het waarachtige heil.
De tent van zijn priesterschap
is groter en volmaakter dan de vorige;
ze is niet gemaakt door mensenhand,
dat wil zeggen,
ze behoort niet tot onze geschapen wereld.
Het bloed van zijn offer is zijn eigen bloed,
niet dat van bokken en kalveren.
Zo is Hij het heiligdom binnengegaan, eens voor altijd,
en Hij heeft een eeuwige verlossing verworven.
Want als het bloed van bokken en stieren
en de gesprenkelde as van een vaars
de verontreinigden kan heiligen
zodat zij wettelijk rein worden,
hoeveel groter is de kracht van Christus’ bloed!
Door de eeuwige Geest
heeft Hij zichzelf aan God geofferd,
een smetteloos offer,
dat onze ziel zuivert van dode werken
om de levende God te eren.
En daarom is Hij middelaar van een nieuw verbond:
er heeft een sterven plaatsgehad
dat bevrijding brengt van de zonden
die onder het eerste verbond zijn bedreven;
nu kunnen zij die door God geroepen zijn,
het eeuwig erfdeel ontvangen dat hun is toegezegd
.

Beste vrienden

U heeft vast wel eens uitspraken gehoord als “de kost gaat voor de baat uit”. Dat soort woorden zijn een beetje cliché, maar zoals alle clichés zijn ze dat om dat er iets vanzelfsprekends onder woorden wordt gebracht. Als er iets belangrijks moet gebeuren – dan moet daar ook wat aan vooraf gaan, dan moet daar een prijs voor worden betaald.

Dat is zo in het kleine, en dat is zo voor het grote. Als u een liefhebberij heeft. Voetbal misschien. Dan geeft u dat prioriteit. Daar legt u dan geld voor opzij, en als bijvoorbeeld het EK er aan komt dan kijkt u alvast van tevoren wanneer de belangrijke speeldagen zijn en die blokt u dan uit, zodat er ruimte is om samen met vrienden en familie te kijken. Die tijd offert u er graag aan op. Zo graag dat het misschien niet eens opvalt dat het een offer is, maar dat is het wel. Want elke keer als je er voor kiest het éne te doen, kies je er ook voor het andere te laten. Dat offer je op.

Soms zijn offers lastiger, bijvoorbeeld als we op korte termijn iets zouden willen maar we weten dat dat op lange termijn bijvoorbeeld slecht is voor onze gezondheid. Dan moet je de korte termijn opofferen aan de lange termijn. En als we in een relatie met iemand leven dan kunnen we ook niet altijd doen wat we zelf willen. We offeren onze eigen voorkeuren dan op voor het welzijn van ons huishouden, ons gezin, onze familie, onze gemeenschap.  

En we voelen aan, hoe groter, belangrijker de gemeenschap waar we ons voor inzetten, des te hoger het offer dat van ons gevraagd wordt. Probeer je dan ons voor te stellen: wat vraagt het om een relatie met God te onderhouden? Als we ongefilterd voor God zouden staan, dan zouden we gelijk opbranden. (“Niemand kan mij zien en leven” Exodus 33:20). In het Oude Testament geeft God ons een offer-filter, om Hem toch te kunnen benaderen, en ons te leren wat het vraagt om in gemeenschap met God te leven.

Nu hoor ik mensen wel eens zeggen, dat Oude Testament dan, met al die offers, dat is toch onhygiënisch en onvriendelijk en niet naar onze cultuurnormen. Het is bloederig (bah!) en niet diervriendelijk! We vinden het vies, dat bloed van bokken en schapen. Sowieso zijn we afkerig geworden van bloed. We leven in een klinische samenleving waarin veel ongemak en pijn weggestopt worden. We kunnen er ook niet zo goed meer tegen. Uit het oog, uit het hart. Zo werkt dat vaak.

Maar daarmee zijn we ook vervreemd van een aantal waarheden. Namelijk dat leven met God levensoffers vraagt, omdat niks hoger is dan de gemeenschap met God.

Bloed, in de Bijbel, nooit zomaar een vloeistof. Voor de mensen uit de Bijbel is het bloed het leven zelf. Het is meer dan een symbool. Bloed is de vloeibare levenskracht die door ons lichaam gaat. En omdat alle leven van God komt is het bloed heilig. Je mag niet zomaar bloed vergieten, en er zijn ook allemaal rituele verboden rond bloed. Volgens de Joodse voedselwetten mag je bloed niet eten en niet drinken. Dat komt niet omdat men een hekel heeft aan bloedworst maar omdat men eindeloos ontzag heeft voor waar bloed voor staat. Bloed is leven, en leven is heilig want alle leven komt van God. Enkel leven opent de weg naar het leven met God. Elke keer als er een vrucht van de aarde, of een levend dier, een duif,  bok, schaap of stier wordt geofferd wordt die les ons ingeprent.

Enkel door het offer van het leven – waarmee we Gods geschenk aan Hem teruggeven – opent de weg naar boven zich. Die gave ligt niet vanzelfsprekend in ons bereik. Mensen die hun leven offeren voor het grotere goed zijn zeer zeldzaam, en je kan het ook maar één maal doen. En mensenoffers brengen is een gruwel voor God, iets afschuwelijks dat hij nooit onbestraft laat. Want zoals het leven heilig is, zo is het mensenleven – de mens is immers beeld van God – en enkel wat de mens uit liefde doet heeft waarde (1 Korinthen 13)

We zitten dus gevangen in een paradox, en we moeten dwars door die paradox heen om de enige weg te leren zien. Alleen het offer van het leven opent de weg naar God. De tempeloffers leren ons die les,  maar zijn niet zelf de opening naar God. We kunnen geen mensenoffers brengen om die deur open te breken, en wij mensen kunnen onszelf niet blijvend opofferen voor anderen. Niks wat wij doen kan die deur duurzaam open houden. Wij kunnen geen oplossing forceren.

Alleen God kan de deur naar zichzelf ontsluiten. Enkel een mens kan een offer brengen dat die deur open maakt. Enkel iemand die God én mens is kan dat levensoffer brengen.

Zoals de oude offerdienst een les was die ons moest voorbereiden op de werkelijkheid, zo is de eucharistie een gedachtenis (“memorial”). De offerdienst is een klaslokaal, het kijkt vooruit naar wat komen gaat, de eucharistie is een gedachtenis, het kijkt terug naar Goede Vrijdag en Pasen en stelt het zo tegenwoordig. In de Bijbel is tijd geen stroom die maar voorbijgaat, een opeenvolging van jaren, dagen, uren. Tijd is altijd verbonden aan een concreet moment, een concrete gebeurtenis. Een gedachtenis is dus nooit een vervagende herinnering aan iets van ver weg. Als de eucharistie alleen zou gaan om wat wij herinnering (“remembrance”) noemden, dan was er geen hoop. Geen enkele herdenking is bestand tegen de vergeetachtigheid van mensen en samenlevingen. Zelfs de herinnering aan dat grote nationale trauma van ’40-’45 slijt makkelijk weg, nu dat beter uitkomt. Nee, de zuiver historische herinnering aan een groot offer, gaat ons niet redden. Als het daarom draaide zou de deur naar God langzaam maar zeker weer dichtvallen.    

Nee, de Bijbel laat ons wat anders zien: Elke keer als wij eucharistie vieren zijn wij werkelijk bij dat offer van Jezus Christus, nemen wij werkelijk deel aan dat offer. Zijn wij bij het Laatste Avondmaal, en is Jezus is in het Laatste Avondmaal werkelijk bij ons. Zoals Hij zich meedeelde aan de leerlingen, zo deelt Hij zich mee aan ons. Zoals Hij zich aan hen gaf, zo geeft Hij zich aan ons. Het volledige, eenmalige offer aan het Kruis, de unieke onherhaalbare Verrijzenis wordt zo telkens weer tegenwoordig gesteld, in het hier-en-nu-geplaatst: elke keer als wij samen eucharistie vieren, samen komen rond de tafel van de Heer, is hij bij ons, is Hij in ons.

Eerst en eenmalig door het Bloed, daarna, tot aan de jongste dag, bloedeloos hernomen, vandaag en alle dagen, in Brood en Wijn, zijn Lichaam en Bloed, ons Heilig Sacrament, onze sleutel tot het leven.

Amen.

Saturday, 25 May 2024

Zondag Drie-eenheid

 

De elf leerlingen begaven zich naar Galilea,
naar de berg die Jezus hun aangewezen had.
Toen zij Hem zagen
wierpen ze zich in aanbidding neer;
sommigen echter twijfelden.
Jezus trad nader en sprak tot hen:
“Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Gaat dus
en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen
en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest,
en leert hun
te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb.
Ziet, Ik ben met u
alle dagen
tot aan de voleinding der wereld.”

 

Beste vrienden,

Om de zoveel tijd wordt ik bestookt door berichtjes van een islamitische kennis van mij. Hij heeft namelijk hele sterke meningen over de Drie-eenheid. Dat vindt hij maar onzin. De Drie-eenheid. Daar vertelt hij mij dan over. Misschien in de hoop dat hij mij overtuigt en dat ik dan ook moslim word. Hij vindt dat een gezellig idee, denk ik.

In ieder geval, de Drie-Eenheid, dat ziet de christelijke kerk volgens hem helemaal verkeerd. En hij stuurt hij mij dan artikeltjes door van theologen die niet in de Drie-eenheid geloven. “Zie je wel!” lijkt hij dan te zeggen. “Die hebben er ook op gestudeerd! En die komen uit op iets wat wèl logisch klinkt”. Precies voor deze week, Zondag Drie-eenheid, kreeg ik er weer een stapel in mijn digitale brievenbus. Alsof het zo gepland was.

God is één. Dat is begrijpelijk. (Denken we!) De Drie-eenheid is onbegrijpelijk. Een logische tegenstelling, lijkt het wel! Éen is toch geen Drie? Drie toch geen Eén? En hoe moet God dan Drie-in-Eén zijn? Vader, Zoon en Heilige Geest! Als we dat nu eens zouden afschaffen, dan zou alles een stuk eenvoudiger worden, het klinkt ook wat moderner.

En toegegeven. Ik hoor soms ook collega’s zuchten dat het allemaal zo moeilijk is om te preken over de Drie-Eenheid. Maar elke keer dat je dat hardop zegt maak je het nog moeilijker en niet alleen voor jezelf. Je geeft dan de Drie-Eenheid, die diepe waarheid van ons geloof een aura van onbenaderbaarheid. Je wordt al bang om er wat over te zeggen!  

Soms wordt zelfs Augustinus er bij gehaald: het bekende verhaal is dat Augustinus over het strand liep en nadacht over de Drie-Eenheid en hij komt daar een kind tegen dat met zijn schepje en emmertje steeds naar het water loopt en het water dan uitgiet in het kuiltje met zijn schepje gegraven heeft.  “Wat doe je daar?” vraagt Augustinus. “Ik ben de zee aan het leegscheppen”, zegt het kind. En toen Augustinus zei dat dat onmogelijk was zegt het kind gevat: “niet zo onmogelijk als het proberen te begrijpen van de Drie-eenheid!”, waarop het verdween. Dat verhaal is echt, maar we moeten wel begrijpen dat Augustinus ook een heel dik en heel goed boek schreef over de Drie-eenheid. Dit visioen hield hem niet tegen!

En het was zo belangrijk dat hij dat boek schreef! Hij maakte zich er niet met een Jantje-van -Leiden vanaf. Nee. We mogen pas achteroverzitten en zeggen dat het mysterie groter is dan wij zijn als we echt een poging gedaan hebben om het te benaderen. Eerder niet. Want dat God fundamenteel voorbij ons begrip gaat, dat is nou eenmaal zo. Elke waarheid over God, gaat immers de grenzen van ons denken en onze taal voorbij.

Ik ga het dus vanochtend hebben over de Drie-Eenheid. En ik wil eerst dus van een belangrijke misvatting af. Namelijk het gezegde dat de Eenheid van God zo eenvoudig is, een vanzelfsprekende norm, iets natuurlijks – waar later steeds meer aan is toegevoegd, zodat het Drie-in-Éen werd.

Dat is namelijk niet zo. Dat er Één God is, is helemaal niet vanzelfsprekend. Als we kijken naar de wereldgeschiedenis, van alle volkeren. Dan zie je dat ze bij veel dingen een besef hebben dat iets heilig is, een boom, een steen, een rivier, een berg, de haard of een drempel, het graf van een bijzonder mens, dat alles is geladen met heiligheid. En alle volkeren beginnen met het zien van een veelheid van goden die zich in die heilige plekken verschuilen.

Dat er een eenheid moet zijn, dat al die heilige plekken en gevoelens van ontzag iets met elkaar te maken hebben is helemaal geen vanzelfsprekend inzicht. Alleen de allerknapste koppen in de samenleving, we zouden tegenwoordig zeggen, de filosofen, kijken naar wat er achter de verschijningen kan zitten en zeggen, er moet één grond van alle dingen, één bron van alles wat is. Geen vijf, of twintig. Één. In de cultuur van de Oude Grieken, waar wij de erfgenamen van zijn was dat het inzicht van een hele kleine groep diepe denkers. Parmenides, Plato, Aristoteles. Die zagen dat in. Alleen zij. In het Hindoeïsme met een miljoen goden, wisten de filosofen wel: alles is één. Alles is Brahman. Maar dat zijn de filosofen.

En een echte relatie hebben met die ene oerbron, die filosofengod, dat kan niet. Het hoogst denkbare is dat je aan die ene God kan denken, daarover kan mediteren, of misschien een filosofisch boek over kan lezen. En dan heb je het wel gehad. Leuk voor die paar mensen die het zich kunnen veroorloven om een hoge BTW op boeken te betalen. Maar de rest heeft pech gehad. De ene God is onmetelijk ver weg. Wij kunnen naar die God verlangen, maar die God komt nooit naar óns toe.

Gelukkig trekt de echte God – die wij kennen uit de Bijbel - zich hier niks aan. Het Jodendom en het Christendom vertrekken niet vanuit een verheven gedachte of een inzicht van de grote filosoof Mozes. Nee, het vertrekt bij God vandaan, die – in tegendeel tot wat de grootste denkers bedacht hebben - alles in het werkt stelt om gekend te worden, niks geen eeuwig oerprinciep ergens  eindeloos ver weg. Nee: een God die zich wíl laten kennen, die zich openbaart.  

God is gepassioneerd, hij is vol gevoel. Hij wil relaties aangaan, we zeggen dat Hij liefde is, het hoort tot zijn wezen om relationeel te zijn, dat betekent dat Hij op één of andere manier al een relatie in zich draagt. En die relatie, die veelheid laat Hij ook zien. In Vader, Zoon en Geest.

We ontmoeten voor het eerst God de Vader. Hij schept alles wat er is, we voelen zijn voetafdrukken om ons heen. We kunnen hem gissen. Langzaam aan laat Hij zich kennen, door tekenen – de brandende braamstruik – door wonderen, stemmen, het noemen van je naam. Maar we kijken nog door een donkere spiegel: wie zit er achter? Ben jij dat God?

Is het volk eenmaal door de grenzen van het oude leven heen, door de grenzen van Egypte heen, dan zoeken ze Hem door het volgen van de Wet. De Wet is heilig, want zij komt van God. Maar zij is ook nog onpersoonlijk. Ze bereidt ons voor op de volledige relatie met God, maar is niet de volheid van die relatie. Maar het is weer een stap.

We horen een tweede stem, al in het Oude Testament, die van de Geest, die spreekt door de Profeten. Het is niet de stem van de Wetgever, maar de stem van iemand die weet wat de wet betekent. Het is geen toeval dat tot in de tijd van Jezus er mensen waren die zich wel hielden aan de Wet, maar niks van de profeten wilden weten[1]. Ze klampten zich vast aan de eerste fase van de openbaring, maar sloten zich af voor wat er daarna op volgde. Maar wie de profeten hoort weet, deze stem is in harmonie, het is de volgende stap. We weten nog niet hoe alles heet, hoe alles werkt, maar God laat ons iets nieuws zien, richt zich weer op een nieuwe manier tot ons.

Als Jezus komt, de Zoon van de Vader, horen we een derde stem, zien we een derde persoon. Hij komt niet om een leer te brengen, maar toont zichzelf als iemand die één is met de Vader, maar toch zoon is. Hij richt zich niet tot de Hogepriesters of een andere kleine groep maar strekt zijn handen uit naar iedereen. Hij gaat aan tafel met mannen en vrouwen, tollenaars en farizeeërs, collaborateurs en verzetslieden, heiligen en hoeren. Hij is geen breuk met de wet, Hij is geen breuk met de profeten, Hij is in volledige eenheid met hen, en toch weer ánders. Toch iets nieuws.

Jezus opent de weg naar de Vader. Het kruis laat zien dat God zich nergens door laat tegenhouden om zich tot ons te richten, ons op te nemen in Zijn leven. Zelfs de dood, die onmogelijke barrière wordt afgebroken. Na zijn opstandig is het Thomas die Gods openbaring in Jezus herkent als Hij zegt “mijn Heer en mijn God”.

Jezus blijft veertig dagen bij de leerlingen. Maar de volgende stap vereist dat Hij niet op één plaats zal blijven. Hij is niet opgestaan om als een onsterfelijke goeroe eindeloos door Galilea heen te trekken. Hij gaat op naar de Vader om te laten zien dat God begin en einde van heel ons leven. Hij gaat ons voor op Hemelvaart. Maar laat ons niet alleen. De Geest, die wij al hoorden in de profeten gaat klinken op het Pinksterfeest. De derde persoon wordt ons nu helemaal openbaar. De kerk, vervult van de Geest gaat de wereld in om alle volkeren tot leerling te maken, ze te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest: Om alle grenzen over te gaan.

Alles wat we in de Bijbel lezen is de neerslag van die ontmoetingen, met God de Vader – heel ver weg – met de Zoon – heel dichtbij – en met de Geest – eerst ver weg, dan steeds innerlijker en innerlijker, tot Hij ons hart wordt. Zo kennen we God. Als Drie-in-Een. Zo kennen we Hem al tweeduizend jaar. Elke dag opnieuw mogen we hem zó beter leren kennen.

Als we dus denken: dat is omslachtig, en de eenheid van God is zo eenvoudig, dan hebben we de zaken omgedraaid. Voor ons is de uitspraak God is Eén alleen eenvoudig omdat wij erfgenaam zijn van tweeduizend jaar christendom en drie en half duizend jaar Joodse cultuur en joods geloof. Er is niks intrinsiek eenvoudigs aan. Integendeel, terug willen naar een soort oer-eenheid die voorafgaat aan Vader, Zoon en Geest is een regressie, een abstractie, ja, een verminking van de waarheid die we ontvangen hebben. We kennen God niet uit onze eigen gedachten. We kennen God vanuit wat Hij ons openbaart.

Stappen we daar van af, dan blijft er niks edels over: dan krijg je dus zo`n soort Griekse filosofengod met nog een semi-christelijk sausje, of een kerkelijke schaamlap. Een elitair idee. Misschien kietelt het ons even, dat idee, omdat we dan even kunnen geloven dat we eigenlijk ook diepe denkers zijn, maar dat is slechts illusie en afleiding.

Vader, Zoon en Geest. We hebben ze alle drie nodig. We moeten ze alle drie horen, alle drie volgen. Die drie stemmen die in harmonie zijn. Die ons willen opnemen in hun eeuwige band, bijeengehouden door wat wij liefde noemen, maar wat zelfs de liefde eeuwig te boven gaat. Laten wij meegaan in die tocht, het leven in. Totdat alles één is. Amen.



[1] De Sadduceëen, niet toevallig ook het meest elitaire, het  meest cultureel en intellectueel ontwikkelde deel van de bevolking.

Tuesday, 14 May 2024

Pinksteren 2024

 

Lezing uit de Brief van de heilige apostel Paulus
aan de Galaten (5: 16-25)

Broeders en zusters,

Leeft naar de Geest,
dan zult ge niet uitvoeren
wat de zelfzucht dicteert.
Wat de zelfzucht wil,
strijdt met de Geest,
en omgekeerd,
het verlangen van de Geest komt in botsing
met het egoïsme.
Die twee liggen met elkaar overhoop,
zodat ge niet kunt doen
wat ge zoudt willen doen.
Maar als ge u door de Geest laat leiden,
staat ge niet onder de wet.
De uitingen van zelfzucht
zijn bekend genoeg:
ontucht, onreinheid en losbandigheid,
afgoderij en toverij,
twist, tweespalt, afgunst,
driftbuien en partijzucht,
ruzies, scheuringen,
drinkgelagen, uitspattingen en zo meer.
Ik waarschuw u,
zoals ik u al eerder gewaarschuwd heb:
wie zich zo misdragen,
zullen het koninkrijk van God nooit erven.
De vrucht van de Geest daarentegen
is liefde, vreugde,
vrede, geduld,
vriendelijkheid, goedheid,
trouw, zachtheid
en ingetogenheid.
Met zulke dingen
heeft geen wet iets te maken.
En zij die bij Christus Jezus horen,
hebben hun zelfzucht gekruisigd
met haar hartstochten en begeerten.
Daar wij leven door de Geest,
willen we ook leven volgens de Geest.

 

Beste vrienden,

Het is vandaag Pinksteren, we vieren de gave van de Geest aan Maria en de Leerlingen. De Kerk wordt op weg gezet om de wereld in te gaan, om te getuigen van het Evangelie. De Geest maakt ons nieuwe mensen, zet ons op een nieuwe weg. We krijgen een bijzondere opdracht mee. Als christenen staan wij nooit los van de Heilige Geest, de Geest gaat altijd met ons mee en zet ons aan om het goede te doen en het goede te denken. De Geest begeleidt ons op onze levensweg naar God.

Nu kunnen wij de Geest per definitie niet zien. Hij werkt op onzichtbare wijze. Dat is wel eens lastig voor ons. In onze cultuur van dit moment geldt namelijk sterk dat wat je niet ziet, ook niet bestaat. Maar er zijn veel dingen die je niet ziet en die toch bestaan. Het zijn zelfs de allerbelangrijkste dingen in het leven die je zélf niet zien maar er het meest toe doen. 

Liefde, bezieling, inspiratie zijn allemaal onzichtbaar, je kan ze niet zien. Maar je kan wel aan mensen afzien of ze er zijn of niet. Liefdeloosheid straalt je van kilometers tegemoet. Bezieling kun je niet (lang) nadoen. Inspiratie heb je of heb je niet. Al die dingen zijn onvervalsbaar.

Zo is het ook met de Geest. Je ziet Hem niet, maar je merkt heus wel wanneer hij er is. Maar je moet wel eerst opletten. Want hoe weten we wanneer we verbonden zijn met de Geest en wanneer er andere invloeden in ons aan het werk zijn? Daar gaan we het over hebben.

Op ons levenspad horen wij, zo zegt Paulus het in de Galatenbrief, ons te laten leiden door de Geest. Wij staan vaker dan niet op een tweesprong: we hebben te maken met goed en kwaad. We moeten vaak kiezen of wij het ene of het andere volgen.

We hebben op school geleerd dat we moeten nadenken bij alles wat wij doen. Maar met nadenken komen we maar zo ver. Integendeel: juist intelligente mensen, zo lijkt het, laten zich het makkelijkst meevoeren in allerlei doolhoven. 

En zeker waar het gaat om geestelijke kennis, om volwassenheid in het geloof moeten we goed opletten. Dat is allemaal geen kwestie van het volgen van de juiste theorie maar eerder van de vaardigheid om ons zelf te kunnen zien in het licht van de Geest. En daar hoef je - gelukkig - niet voor gestudeerd te hebben[1]. Wat betekent dit? Hoe weten we dat we op de juiste weg staan, dat we werkelijk de Geest volgen? Dat weten we door de vruchten van de Geest. De Godgegeven resultaten zogezegd van wat we doen en laten. Daar schrijft Paulus over in de Galatenbrief, onze tweede lezing van vandaag.

Door de Geest laat God duidelijk zien welke wegen in het leven zegenrijk zijn en welke niet: het is aan de vruchten dat je de boom herkent. Dat kan niet op een andere manier.

Om te beginnen kunnen we nooit zomaar uitgaan van wat mensen van zichzelf zeggen. Iedereen zal zeggen dat hij of zij het goede wil. Ik ben althans nog niemand tegengekomen die zei dat hij kwaad wou doen! Maar goed gezegd, is nog niet gedaan. Dat hebben we bijvoorbeeld in de afgelopen weken wel kunnen zien. Grote groepen mensen die zeggen op te komen voor de nood van anderen pleegden geweld en vernielingen. Dat begon misschien met goede bedoelingen, maar mensen laten zich in een groep vaak mee-sleuren. Het woord zegt het al. Je vrijheid bladdert af waar je bijstaat en opeens doe je of laat je wat je anders nooit zou doen. Wat je geweten je normaal verbiedt wordt opeens acceptabel, of zelfs “heilige plicht”. Voor je het weet wordt het goede kwaad genoemd, en het kwade goed. Met de "beste bedoelingen" natuurlijk.

Maar ook al zijn wij hier - denk ik - allemaal geschokt over, het moet ons ook niet verbazen dat zo`n pijnlijk schouwspel zich juist afspeelt rond manifestaties die gericht waren op een grote, en werkelijke morele nood. Dat is namelijk hoe het kwaad werkt. Het kwade is heus wel zo slim om het goede nooit zomaar te ontkennen. Het kwaad  komt doorgaans niet aangelopen in zwarte uniformen en spijkerlaarzen. Dat zou teveel opvallen.  

Het is een klassieke opmerking uit de theologie dat het kwaad het goede na-aapt. Het boze parasiteert op het goede, en dat is tragisch. Het doel waar het boze zich aan vastkleeft kan zèlf namelijk heel goed, zelfs verheven zijn. Maar als je dan met de groep meeloopt merk je al gauw dat er iets niet klopt. Men zegt op te komen voor het goede maar je ziet hele andere dingen. Namelijk, in de woorden van Paulus: twist, tweespalt, afgunst, driftbuien en partijzucht, ruzies, uitspattingen en zo meer. En als je voorzichtig oppert dat al die dingen niet passen bij dat goede doel waar je zegt voor te staan, krijg je al gauw woedende woorden te horen over hoe jij een vijand van de mensheid bent! 

Nou, als je al die dingen ziet en hoort moeten we toch denken dat de Geest zich waarschijnlijk ergens anders bevindt. Want waar de Geest werkt, moeten we andere dingen zien. En net zo min als liefde, bezieling en inspiratie zijn die niet  duurzaam te vervalsen.

Paulus geeft een mooie opsomming van wat de vruchten van de Geest dan wel zijn: De vruchten van:

liefde, vreugde,
vrede, geduld,
vriendelijkheid, goedheid,
trouw, zachtheid
en ingetogenheid.

Ongetwijfeld zijn we niet elke dag lief, vreugdevol of vriendelijk en zo meer. Maar als we die vruchten ervaren mogen we er even bij stilstaan. Wat gebeurt hier? Wat maakt dit moment anders dan anderen? Wat voel ik gebeuren? Wat werkt er door mij? Al deze dingen zijn vruchten van de Geest. 

We kunnen er wel voor werken, moeten er aan werken, maar ze zijn nooit helemaal ons werk. We kunnen meewerken met wat God ons wil geven, maar de oogst is altijd ook een kwestie van genade. 

Sommige mensen denken dat ze rechtvaardigheid kunnen afdwingen, en dat het doel de middelen dan heiligt. Je kan "geen omelet maken zonder eieren te breken!" zo heet het dan. 

Maar wij weten dat dit een illusie is, een letterlijk genade-loze kijk op de zaak. En aan het eind van de rit heb je een miljoen kapotte eieren maar nog steeds geen omelet. Integendeel: wie vredestichter wil zijn, wie onze verschillen wil overwinnen, moet anders te werk gaan.

Je moet hoopvol zijn: misschien maak je de dag van vrede niet mee, toch mag je er aan werken: God laat niks verloren gaan. Vreugdevolle liefde bewerkt dingen die het zelf misschien niet meemaakt, maar daarom niet minder echt zijn.

Je moet vrede voelen om vredestichter te kunnen zijn.

Je moet geduld hebben, omdat alles groeit in zijn eigen tijd. De Geest laat zich niet opjutten. Niks wat van God komt kan haastig afgedwongen worden.

Je goedheid en vriendelijkheid mogen bekend zijn onder alle mensen.

Je stabiliteit, dat is niet het keiharde pantser van rigide onverzettelijkheid maar eerder de ruggengraat van de trouw. De ruggengraat houdt een lichaam overeind dat zelf toch geraakt kan worden. Een lichaam dat zèlf niet onaantastbaar is, maar zachtheid kent.

En als laatste leren we dan misschien ook ingetogenheid. Want het beste wat wij ooit zullen verrichten, komt niet voort uit onze eigen wil, onze eigen natuur, maar uit wat de Geest door ons doet.

Dit is de opdracht van ons hele leven. We moeten nooit denken dat we daar mee klaar zijn. We zullen dit nooit voor honderd procent bereiken. We blijven leven met onze beperkingen, zonder dat we zijn vrijgesteld van het werk. We kunnen altijd dieper in de Geest komen. Het werk van de Geest leren kennen. Een kanaal leren zijn van Zijn vrede. De vrede die alleen God kan geven. Amen.

 



[1] Thomas van Aquino zegt dat de kennis van God nooit alleen maar intellectuele kennis zou zijn, omdat anders alleen maar een kleine elite wérkelijk kennis van God zou kunnen hebben. Door de Zoon en de Geest wil God de Vader zichzelf juist bekend maken aan iedereen.Het geloof is in tegenstelling tot gespecialiseerde kennis altijd op iedereen gericht .