Wednesday, 31 October 2018

Legalisering van drugs: de politiek van de anti-emancipatie.


Er is recent veel aandacht voor de sociale verantwoordelijkheid van de consument. Consumenten worden bijvoorbeeld aangespoord zich te onthouden van vleesconsumptie of vliegreizen. Dit in verband met de verstrekkende consequenties die dergelijke consumptieve keuzes met zich mee brengen. 

Vreemd genoeg zien we ook een steeds terugkerende discussie over het al dan niet legaliseren van verdovende middelen. Het legaliseren van drugs wordt door mediapersoonlijkheden en commentatoren aangeprezen als een oplossing voor meerdere sociale problemen: niet in het minst de overlast van drugscriminaliteit en de milieuschade van illegale XTC-productie.

Drugsgebruik wordt als een onschuldige of zelfs recreatieve bezigheid gepresenteerd. Risico’s worden toegeschreven aan het feit dat drugsbezit en –productie illegaal zijn. Legalisatie zou deze problemen als sneeuw voor de zon doen verdwijnen. Moet de consument niet zelf bepalen hoe hij zijn eigen bewustzijn beïnvloedt? Conform het liberale “schadebeginsel” zou het de overheid niet moeten aangaan wat mensen met hun eigen lichaam of geest doen zolang een ander maar niet hoeft te struikelen over gifvaten in het bos.

Een dergelijke houding is echter niet alleen naïef maar zelfs gevaarlijk. Door drugs te legaliseren wordt het steeds moeilijker te erkennen dat mensen verantwoordelijkheid voor elkaar dragen. Onze geestesstaat gaat ons allen aan.

In het uiterste geval ondermijnt legalisatie van verdovende middelen zelfs een fundamentele grondslag van het menselijk samenleven: de notie dat we onze geestesstaat niet zonder grote ongelukken los kunnen maken van ons eigen handelen in de wereld.  

De Amerikaanse filosoof Nozick beschreef in 1974 een gedachtenexperiment dat hij de Experience Machine noemde. Hij postuleerde een machine waarmee wij elke gewenste ervaring zouden kunnen ondervinden. De onderliggende vraag was voor hem welke problemen er zouden opdoemen als iemand er voor zou kiezen om zijn of haar leven in een dergelijke machine door te brengen.

Zijn gedachtenexperiment raakt ook de discussie over drugsgebruik. De analogie is immers duidelijk: door drugs kunnen we ontspanning, gevoelens van genegenheid, of de illusie van krachtdadigheid voelen zonder dat deze gevoelens een band met de werkelijkheid hebben.

Nozicks voornaamste argument is dat iets ervaren wezenlijk anders is, dan iets doen. Genegenheid voelen onder de invloed van XTC is bijvoorbeeld niet vergelijkbaar met de daadwerkelijke genegenheid die de vrucht is van een lange omgang met een andere persoon.

Maar ook wíe wij zijn als persoon is afhankelijk van wat wij doen, en met wie wij samenleven. Nozick concludeert dan ook dat een wezen dat uitsluitend ervaringen heeft zonder te handelen in de wereld zijn persoonlijkheid verloren heeft: een extreme situatie die ons tot waarschuwing mag zijn.  

Als de bewustzijnsstaten die opgeroepen worden door drugsgebruik onvergelijkbaar zijn met de geestelijke vruchten van de werkelijkheid zitten we op een risicovol pad. Er ontstaat bijvoorbeeld een risico van verdringing als kunstmatige ervaringen - die makkelijk op te roepen zijn - het moeizaam verworven welzijn -  de vrucht van inspanning en samenleven – verdrukt.

Drugs ondermijnen de grondslag van het menselijk samenleven. Hier speelt ook sociale stratificatie een rol. De Engelse psychiater Dalrymple heeft er op gewezen dat waar hoogopgeleide drugsgebruikers hun gebruik in zekere zin kunnen reguleren, vele anderen, met minder sociaal of cognitief kapitaal dat niet kunnen. De ‘onschuldige’ chemische recreatie van enkelen, leidt voor anderen makkelijker tot een nachtmerrie van passiviteit en krachteloosheid.

Legalisatie van drugs is dus ook geen onderdeel is van het emancipatoir streven: eerder is het tegendeel waar. Waar emanciperend handelen gericht is op het verdelen van kennis, macht en inkomen -  zodat allen een actieve rol kunnen spelen in de samenleving - maakt drugsgebruik passief: en de arme buitenproportioneel vaker dan de rijke.

Verder worden juist díe mensen die vaker geraakt worden door de ontmanteling van sociale en economische zekerheden makkelijker opgezogen door drugsgebruik. Naar mate het leven moeilijker wordt - het dagelijkse werk zwaarder, eentoniger en onzekerder – biedt het gebruik van verdovende middelen zich aan als makkelijke, maar nefaste uitweg.

In zoverre de consumptieve geneugten van een beperkte laag van de bevolking worden uitgeruild tegen de mogelijkheid van anderen om een actief en vruchtbaar leven te leiden is het legaliseren van drugsgebruik is eerder een nieuwe fase van een proces van anti-emancipatie. De belofte van individuele vrijheid brengt zo het tegendeel te weeg.

Dit opinieartikel verscheen op 31 oktober 2018 in licht gewijzigde vorm in het Nederlands Dagblad. 



Sunday, 28 October 2018

De onaanzienlijken zien..


Broeders en zusters in Christus 

Deze week was ik een paar dagen in Glasgow. Hoewel ik alweer bijna tien jaar geleden terug ben gekomen naar Nederland is het een plaats waar ik me altijd nog thuis voel. Ik kom er graag. Het viel me op toen ik samen met mijn ouders door de stad liep dat er weer meer bedelaars dan anders. Het viel me op. Waarschijnlijk omdat ik er niet zoveel meer kom. Dan vallen zulke dingen op. 

Treffend dan dat we deze zondag dan het verhaal lezen van de blinde bedelaar Bartimeüs. 

Iemand die in deze wereld niets heeft om op terug te vallen. Als Bartimeüs hoort dat Jezus in aantocht is zet hij een keel op van jewelste, en dat leidt haast tot een opstoot – de mensen om Jezus heen vinden dat die vervelende bedelaar zijn mond maar moet houden!

Dat is interessant, wat hier gebeurt. Zijn al die mensen altijd stil? Integendeel, dat zijn grote massa’s nooit. Het zal een leven van jewelste zijn geweest rondom Jezus die als een idool rondging door het land, op weg naar Jeruzalem! 

We moeten dus niet doen alsof dit een soort stille processie was, met Jezus die heel keurig opgeborgen eerbiedig wordt rondgedragen totdat zo`n onbeschaafde bedelaar wat roept.

Het probleem zit dus ergens anders: als Bartimeüs begint te roepen is hij opeens aanwezig. En daar schrikken de mensen van. Ze hadden Bartimeüs anders helemaal niet opgemerkt! Ze hadden hem niet gehoord en niet gezien! Hij is één van de vele half-menselijke schimmen bij de poort. Mensen waar je langsheen kijkt. Elke dag opnieuw. 

Zelfs hun stemgeluid, vragend om wat kleingeld voor een bakje koffie of een slaapplaats voor de nacht, het wordt al kouder, zelfs dat verdwijnt als vanzelf naar de achtergrond.

Zo, langzaam maar zeker vallen mensen weg uit de menselijke gemeenschap. Ze worden onzichtbaar en onhoorbaar. Niet door magie – maar omdat mensen ze niet willen, niet meer kunnen zien.

Het is moeilijk om naar mensen te kijken, aandacht te hebben, voor mensen die het moeilijk hebben, mensen die lijden. Het staat mensen tegen, op een hele elementaire manier kunnen mensen daar niet goed mee omgaan – en de meest elegante wijze om daar mee om te gaan – het is niet eens zo’n bewuste keuze – is om weg te kijken, of liever – er een beetje langsheen kijken. Anders valt het zo op. 

Veel mensen kunnen niet zomaar aandacht hebben voor mensen die lijden. Wie dat wel kan heeft daar vaak lang over gedaan om het te leren. Maar als iemand die langzaam maar zeker onzichtbaar aan het worden zich opeens vierkant en wel kenbaar aan je maakt is de eerste reactie vaak heel primair: weg ermee! Wat onzichtbaar is, moet onzichtbaar blijven! Wat ik nu zie en hoor verontrust mij teveel!  

Wat bijzonder toch: er zit een blinde man langs de weg die alles opmerkt, die weet wie Jezus is, en dat Hij langskomt, dat Hij macht heeft over leven en dood. Dat Hij zijn redding kan zijn. Dat weet hij en voelt hij allemaal. Hij mag dan wel blind zijn, maar hij merkt alles op. 

En dan is er de menigte gezonde mensen. Hun ogen en oren doen gewoon waar ze voor gemaakt zijn. Ze hebben zelfs Jezus in hun midden heeft – Jezus! - en dan nog zien ze Bartimeüs niet en horen ze Bartimeüs niet. En als die onopmerkzaamheid door de luid roepende Bartimeus wordt bevraagd schieten ze gelijk in hun verdedigingsmechanisme. Weg met die vent! Hij stoort Jezus nog! 

Het mooie van dit soort mechanismen is wel, het zit nooit diep. Dat is hoopvol, ook voor ons. Als Jezus vraagt wat er aan de hand is verdwijnt het verzet tegen Bartimeus als sneeuw voor de zon, en ze moedigen hem zelfs aan. 

Wat is dat toch wonderlijk hoe zo`n menigte als een blad aan de boom kan omslaan. Ook daar is een les. Want het kan ook makkelijk de andere kant opgaan. We zullen dit ook zien als we met Jezus in Jeruzalem zijn.
Als Jezus Bartimeus geneest wordt hij een volgeling van Jezus. Hij is niet meer gezeten aan de rand van de weg, maar bevindt zich op weg met Hem die hem genezen heeft.  En die menigte? Blijven die mensen allemaal Jezus volgen? Nee. Ik denk van niet. 

Die opmerkzaamheid, de tekenen van de tijd leren kennen, de wil van God kunnen onderscheiden. Kunnen vermoeden, opmerken, waar God in de wereld werkzaam is. Wat hij wil wat wij doen. Dat zijn allemaal gaven van de Heer, gaven die wij alleen kunnen opvangen vanuit een houding van geloof en opmerkzaamheid. Niet op de automatische piloot. 

We kunnen geen wonderen afdwingen. We kunnen niet zeggen – wat ons probleem ook is – als ik maar lang genoeg positief denk dan komt er als vanzelf wel een uitkomst. Zo werkt dat niet: wonderen zijn altijd radicaal. We kunnen ze ontvangen – maar nooit aanmatigen. 

Tegelijkertijd kunnen we ook geen wonder, geen aanraking van de Heer ontvangen zonder die opmerkzaamheid zonder die openheid in onze ziel. Openheid naar anderen toe, openheid voor de nieuwe tijd. Openheid voor het onverwachtse. 

Als we ons daarin proberen te oefenen staan we met open armen gereed om te ontvangen wat God ons geven wil. In liefde, vertrouwen, en geloof. Amen.

Sunday, 21 October 2018

Moord in de Kathedraal


Broeders en zusters in Christus

Vaker dan niet zien we in de wereld hoe mensen zich groot maken en proberen de ander af te troeven – op weg naar nog meer macht , en nog meer invloed. We hebben deze week bijvoorbeeld kunnen lezen hoe ver het regime in Saoedi-Arabië bereid is te gaan om haar macht vast te kunnen houden.

 Het evangelie van vandaag leert ons dat we die wil tot macht tegen kunnen komen onder de meest verrassende omstandigheden, en op de meest onverwachte plekken. Zo diep zit die behoefte kennelijk in mensen.
We komen in deze lezing Johannes en Jacobus weer tegen, en ze proberen als het ware indruk te maken op Jezus , met hoe ver ze willen gaan. Zij willen de belangrijkste leerlingen zijn – dat lezen we ook in andere passages terug. Ze zijn nogal competitief. 

Nu vragen ze het dan Jezus zelf, om plekken aan de rechter- en de linkerhand wanneer het zo ver is. Wanneer in uw Glorie bent, Jezus, in de Hemel. Ook voor ons – Johannes en Jacobus – is daar vast een plek, maar we willen een belangrijkere plek. Kunt u die ons geven? 

Jezus vertelt hen wat daarvoor moet gebeuren: als je dat wil – zegt Hij – moet je de beker drinken die ik drink, en het doopsel ondergaan wat ik onderga – wat zoveel betekent als: dan moet je ook lijden wat ik te lijden zal hebben. 

En dan komt het hoge woord er uit, ja, ze denken dat ze dat zomaar kunnen. Sorry Johannes en Jacobus, maar jullie hebben nog heel wat te leren. Ja, jullie zullen allebei op jullie eigen manier de beker van het lijden uit moeten drinken, maar daarmee ben je er niet. 

In de woorden van de Apostel Paulus in de Korinthenbrief: al geef ik mijn lichaam prijs aan de vlammen, als ik de liefde niet heb, ben ik niets.
Wat je ook doet, hoe groot je daden ook zijn, ze mogen geen ander doel dienen dan de liefde voor God en de naasten, als daar andere doeleinden bij komen kijken wordt de daad heel wat anders, dan krijg je een andere beloning. Applaus misschien, of een onderscheiding, maar voor God heb je je beloning dan al gehad. 

Mensen zijn vaak tot de grootste opofferingen in staat. Soms zie je dat ook in de Kerk, sommige mensen zijn vol vuur en ijver, en heel vaak is dat uit echte liefde voor de naaste of liefde voor de Kerk, liefde voor God.
Maar heel soms kun je je toch afvragen of het hart wel op de juiste plek zit. Je kan geen kritiek hebben op wat men allemaal doet, maar wat heeft men er mee voor? En hoe erger het wordt, des te lichtzinniger wordt er gesproken over de meest radicale geloofsdaden. Dat is een beetje wat Johannes en Jacobus hier doen als ze het hebben over het navolgen van Christus. 

In het ergste geval kan er in het hart van de meest fanatieke christenen een soort spirituele machtswellust schuilen, die zich uitstrekt tot in de eeuwigheid toe. Net als de toren van Babel richt de geestelijke hoogmoed dan zijn gretige pieken op de Hemel. 

Het doet wat denken aan het beroemde toneelstuk van de Engelse schrijver TS Eliot: De Moord in de Kathedraal. Het toneelstuk gaat over de aartsbisschop Thomas Becket die in 1170 in opdracht van koning Hendrik II van Engeland wordt vermoord. Hij werd al kort na zijn dood erkend als martelaar voor het geloof en heiligverklaard. 

In het toneelstuk zien we hoe de hele vrome, aartsbisschop Becket in de dagen voor zijn dood wordt bezocht door vier Verleiders die hem een bepaalde bekoring voorhouden. De verleiding om de Koning toch maar gelijk te geven – ook al heeft hij dat niet. 

Of de bekoring om te proberen door middel van politieke manoeuvres met de edelen de koning klem te zetten. Ook dat kan. Becket is een machtig man.

Maar de laatste verleider vleit Aartsbisschop Becket en vertelt hem dat hoeveel eer hij ook heeft en krijgt als aartsbisschop, dat is allemaal niks vergeleken met de eer in de hemel en de glorie van het Martelaarschap.

Hij zegt: 

Maar denk Thomas denk, aan de glorie na de dood
Als de koning sterft, zal er een ander zijn
Een nieuwe koning, een nieuwe heerschappij.
De koning is vergeten als er een nieuwe koning heerst
Maar denk aan de martelaar, die uit het graf regeert!
Denk Thomas denk, aan je vijand die ontstemd
Bevend in het stof, boete doet - in zak en as!
Denk aan de pelgrims, in lange rijen
Voor jouw schitterend versierde schrijn
Van geslacht tot geslacht zul jij worden herdacht!
Denk dan aan de wonderen , door Gods genade
En denk dan aan je vijanden – die braden!

(...)


Ja, Thomas Ja, daar heb je aan gedacht
Wat is er groter dan de glorie van de Heiligen
Die altijd in Gods nabijheid zijn?
Welke aardse praal van koning of keizer,
Welke aardse trots is geen armzalig slijk -    
Vergeleken met Gods Koninkrijk?
Volg die weg, word martelaar en maak jezelf tot slaaf
Op Aarde, om te heersen in de Hemel.
 
Zie dan neer op de diepten, waar de afgrond gaapt 
Je vijanden gevangen in tijdloos lijden, 
verstard verlangen, de vergeving voorbij. 

Thomas Becket zegt dan , dat dat de grootste verleiding is, spirituele hoogmoed. Het grootste offer niet nastreven vanuit de hoogste liefde maar vanuit de grootste zucht naar macht en invloed, een macht en een invloed die groter is dan die van welke koning dan ook. 

Thomas beseft dan waar dit heen gaat. Hij voelt een diep verlangen van hem om naar de Hemel te gaan om bij God te zijn, de woorden van de Verleider komen héél dichtbij. Maar zijn toch puur vergif.
Thomas Becket zegt dan 

De laatste bekoring is het grootste verraad /
Om de verkeerde reden, doet men de goede daad 

En ja, Thomas Becket wordt een martelaar – maar wat hem tot een heilige maakt zijn niet zijn grote en spectaculaire daden maar de liefde die hij voelt voor God, de kerk en de waarheid. Het mag geen ander doel dienen. Wie een ander doel mee naar binnen smokkelt ondermijnt het doel waarvoor hij zegt te werken.  


Ook voor ons geldt dat al ons doen en laten moet worden gebouwd op een fundament van liefde. Niet dat we nooit onhebbelijk kunnen zijn of alleen maar het goede kunnen doen, maar alles wát we doen moet ten dienste staan van wat groter en belangrijker is dan wij. De dingen die belangrijker zijn dan wij mogen we niet omvormen voor onze eigen doeleinden. 

Als wij dat niet doen dan krijgen we misschien niet altijd wat we willen, maar in ieder geval wat we nodig hebben, en uiteindelijk meer dan wat we ons kunnen voorstellen.

Amen.