Thursday, 28 September 2023

26e zondag door het jaar A

In die tijd zei Jezus
tot de hogepriesters en de oudsten van het volk:
“Wat denkt ge van het volgende?
Een man had twee zonen.
Hij ging naar de eerste toe en zei:
Mijn zoon, ga vandaag werken in mijn wijngaard. Goed vader, antwoordde deze, maar hij deed het niet.
Toen ging hij naar de tweede en zei hetzelfde.
Deze antwoordde: Neen, ik wil niet,
maar later kreeg hij spijt en ging toch.
Wie van de twee heeft nu de wil van zijn vader gedaan?”
Zij antwoordden: “De laatste.”
Toen zei Jezus hun:
“Voorwaar, Ik zeg u:
de tollenaars en de ontuchtige vrouwen gaan eerder dan gij het Rijk Gods binnen.
Johannes kwam tot u en beoefende de gerechtigheid;
toch hebt gij hem geen geloof geschonken,
terwijl de tollenaars en de ontuchtige vrouwen
hem wel geloof schonken.
Maar zelfs, nadat ge dit had gezien,
zijt ge toch niet tot inkeer gekomen
en hebt ge hem geen geloof geschonken.”


Beste vrienden


Niet alles is wat het lijkt te zijn. De buitenkant rijmt niet altijd op de binnenkant. Het domein van het hart en de openbare wereld waarin we onze rollen spelen zijn twee dimensies. Als het goed is zijn die in harmonie met elkaar, vormen die één geheel. 


Maar het kan ook dat ze wijd uit elkaar lopen. Dat is waar Jezus vandaag over spreekt. 

We vallen, zoals wel vaker pats-boem een redevoering binnen. Een strijdgesprek zelf. Jezus aan de éne kant, en de Hogepriesters en Schriftgeleerden aan de andere kant. Maar we moeten ook weten wáar zich dit alles afspeelt, en wat er aan voorafging. 


Een korte inleiding dus: 

Dit strijdgesprek vindt plaats in de Tempel in Jeruzalem, en de dag ervoor is Jezus Jeruzalem binnengehaald. Hij wordt door het volk en door de kinderen toegezongen als de nieuwe koning die álles anders gaat maken. Daarna vindt in dit evangelie de Tempelreiniging plaats: die heilige plaats van gebed is een rovershol geworden en moet met kracht worden hersteld. Vervolgens wordt Jezus uitgedaagd door de Hogepriesters en Schriftgeleerden, maar wordt duidelijk dat aan alles wat zij zeggen en denken politieke afwegingen ten grondslag liggen. 

Dát is de achtergrond van dit strijdgesprek. 


Jezus toont zich. Dat gebeurt door heel het Evangelie heen. Het wordt langzaam ingeleid. Na drie jaar rondtrekken met zijn leerlingen wordt langzaam maar zeker steeds duidelijker wie Jezus is, het geheim wordt stukje aan beetje geopenbaard. En het laatste hoofdstuk van die openbaring, die ontsluiering van wie Jezus werkelijk is, en wat Hij werkelijk komt doen vangt aan in de stad Jeruzalem. Daar komen alle lijnen tussen Hemel en aarde bijeen. Daar bevindt zich het brandpunt waar alle stralen samenkomen: de Tempel. 


De Tempel is het dramatische middelpunt van het joodse leven in deze tijd. Als Jezus zich openbaart in zijn rol dan moet uiteindelijk dáár. Voor de eigen leerlingen, in klein comité? Ja, dat kan op een berg in het buitengebied. Maar uiteindelijk moet Hij hier zijn: de plaats waar de grens tussen hemel en aarde het dunst is, waar maar een enkele stoffen voorhang het Aardse en het Absolute van elkaar scheidt. 


Maar de Tempel, die heilige plaats waar God aanwezig is onder de mensen is ook de plaats waar God buiten zicht gehouden wordt. De plaats die Hem tegenwoordig stelt, is tegelijkertijd de plaats die Hem verbergt. Die zijn afstand benadrukt. 


En als Jezus komt, en God openbaart voor wie Hij is, dan moeten er dus dingen gebeuren. Dat kan niet anders. De tijd van de openbaring is altijd ook de tijd van de waarheid. Alles wordt zichtbaar gemaakt.


En wát wordt zichtbaar gemaakt? In de eerste plaats de mensen die verantwoordelijk zijn voor die Tempel: de mensen die verantwoordelijk zijn voor het juiste geloof, de juiste offers, het juiste gedrag. En wát in hen zichtbaar wordt is dat dat ook de mensen zijn die deze rol niet waar maken. 


We horen een verhaal over twee zoons: de één lijkt goed, líjkt zich in te zetten, maar doet het niet. De ander líjkt op afstand te staan maar is uiteindelijk toch degene die doet wat er van hem gevraagd wordt. Deze zoons staan voor twee groepen: de insiders en de buitenstaanders. 

De insiders: de hogepriesters en schriftgeleerden worden door Jezus beschuldigd dat hun relatie met God alleen maar buitenkant is. Net als de tempel schitteren ze in de maatschappelijke zon. Maar van binnen is er slechts een lege holte.


Ze zijn niet integer - en het woord integer wil zeggen: dat je uit één stuk bent, dat wie je bent en wat je zegt op elkaar passen. 

Dat hebben ze zelf al laten zien, dat blijkt uit wat ze zeggen. We weten het impliciet al. We zien het, we voelen het. Er klopt iets niet. Maar nu wordt het hardop gezegd. Door Jezus zelf. Ze worden niet alleen gewogen , maar ze worden zelfs te licht bevonden. 


En aan de andere kant, zien we met wie ze vergeleken worden. Met absolute buitenstaanders, deviante types waar niemand naast wil zitten. Onreine mannen en vrouwen. Tollenaars, die heulen met de Romeinen, en vrouwen die de mannen wel willen gebruiken maar niet willen zien. Het is in die wereld schaamtevol om ze zelfs maar te noemen. Het is vernederend om zelfs maar met hen vergeleken te worden. En we kunnen maar proberen voor te stellen hoe vernietigend het is om vervolgens negatief met hen vergeleken te worden. 


Hoe worden ze vergeleken? Er wordt niet gezegd dat de tollenaars en de ontuchtige vrouwen zoveel beters gedaan hebben. Er wordt door Jezus gezegd dat ze, net als de tweede zoon, spijt hebben en zich voornemen om het anders te doen. Er staat niks over perfect berouw of dat ze opeens zich als heiligen gaan gedragen, maar wel dat ze stappen zetten om het oude achter zich te laten. 


Terwijl de priesters en schriftgeleerden verhard zijn in de rol die ze spelen - en geloven dat ze geen bekering nodig hebben. Een oude Griekse wijze zei eens: we kunnen eigenlijk niets écht weten, maar ik wéét tenminste dat ik niets weet en daarom lig ik al voor op de anderen.

Zo is het ook een beetje met de rechtvaardigheid voor God. We schieten allemaal te kort als we ons met God vergelijken. Niemand raakt daaraan. Maar wie weet dat hij of zij tekortschiet en elke dag stappen zet om het beter, anders te doen - en hoopt op Gods liefdevolle ontferming en openbaring, is veel verder dan mensen die verstrikt blijven in fatsoenlijk zelfbedrog.

Misschien dat wij ons niet herkennen in één van de twee zoons. We zijn noch machthebbers, noch verlaten en verworpen buitenstaanders. De meeste van ons zitten een beetje in het gemiddelde.


Dan is het gevaar misschien om te denken: ik herken mij in geen van beiden, dus vandaag gaat het even niet over mij. 

We kunnen het ook omdraaien en zeggen: ik hoor niet volledig toe tot één van beide groepen, maar ik heb beide kanten in me. Een buitenkant waarvan ik wil dat die er goed uitziet, dat mensen mij positief waarderen, als een goed mens - en waarschijnlijk ook wel een binnenkant waarin wij zien dat we nooit zo goed zijn als we ons voordoen. Dat is geen ramp trouwens, dat we dat zo voelen. Als we het maar duidelijk hebben. Niet geloven dat de rol die wij spelen ons  werkelijke leven is en de volheid van onze relatie met God omvat. 


God is groter dan wij ons kunnen voorstellen. Wijzelf kunnen zoveel meer zijn dan onze rol, of dan wat wij ons voorstellen. Maar we kunnen het pas beginnen te vatten als wij ons niet laten voorstaan op de rollen die wij spelen, maar uiteindelijk kunnen zeggen dat we slechts “onnutte knechten” zijn (Lucas 17:10). Dat maakt ons vrij om te groeien, om meer te worden, om meer te zijn. 


Amen. 










Saturday, 23 September 2023

25e zondag door het jaar A

 

Dat is niet eerlijk!!

 In die tijd vertelde Jezus aan zijn leerlingen de volgende gelijkenis:
“Met het Rijk der hemelen is het als met een landeigenaar,
die vroeg in de morgen uitging
om arbeiders te huren voor zijn wijngaard.
Hij werd het met de arbeiders eens voor een denarie per dag
en stuurde ze naar de wijngaard.
Rond het derde uur ging hij er weer op uit
en zag nog anderen werkeloos op de markt staan.
En hij zei tot hen:
Gaat ook naar mijn wijngaard
en ik zal u geven wat billijk is.
En zij gingen.
Rond het zesde en negende uur ging hij nog eens uit en deed hetzelfde.
Rond het elfde uur ging hij opnieuw uit
en vond er weer anderen  staan.
Hij zei tot hen:
Wat staat ge hier de hele dag werkeloos?
Zij antwoordden hem:
niemand heeft ons gehuurd.
Daarop zei hij tot hen:
Gaat ook gij naar mijn wijngaard.
Bij het vallen van de avond
sprak de eigenaar van de wijngaard tot zijn rentmeester:
Roep de arbeiders en betaal hen uit,
te beginnen bij de laatsten en zo tot de eersten.
Toen de arbeiders van het elfde uur kwamen,
kregen zij elk een denarie;
toen nu ook de eersten  kwamen,
meenden dezen dat zij meer zouden krijgen,
maar ook zij kregen ieder de overeengekomen denarie.
Ze namen hem wel aan,
maar begonnen tegen de landeigenaar te morren
en zeiden:
Dezen hier, die het laatst gekomen zijn,
hebben maar één uur gewerkt
en gij stelt ze gelijk met ons,
die de last van de dag en de brandende hitte hebben gedragen.
Maar hij antwoordde één van hen:
Vriend, ik doe u toch geen onrecht?
Zijt gij niet met mij overeengekomen voor een denarie?
Neemt wat u toekomt en ga heen.
Ik wil aan degene die het laatst gekomen is,
evenveel geven als aan u.
Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies
of zijt gij kwaad, omdat ik goed ben?
Zo zullen de laatsten de eersten
en de eersten de laatsten zijn.”

Broeders en zusters, als u kinderen heeft bent u vast bekend met de uitroep:

“Ja maar, dat is níet eerlijk!!”

En dat u dan misschien wel gezegd heeft: “jammer dan, het leven ís ook helemaal niet eerlijk.”

En zo is het. Het leven is niet eerlijk. En dat steekt ons. Ook als we volwassen zijn. Nu roepen we misschien wel niet “dat is niet eerlijk!!” als we niet krijgen wat we verdienen. Maar we denken het wel. En we zeggen het soms op twitter of op Facebook. Maar we hebben geleerd dat ónze woorden het verschil niet gaan maken. Het leven is immers niet eerlijk – en we hebben geleerd er niet altijd teveel van te verwachten.

We kunnen ook gevoelens van oneerlijkheid voelen als we zien dat een ander voor ons gevoel wordt voorgetrokken, wij krijgen misschien wel loon naar werken, maar de ander krijgt hetzelfde loon voor een stuk minder inzet. Ook dan speelt ons rechtvaardigheidsgevoel op. We voelen ons tekortgedaan, ook al komen we zelf misschien niks tekort.

Daar gaat het verhaal van deze zondag over. Over de oneerlijkheid van God. God is namelijk best vaak  oneerlijk. Maar God is op een andere manier oneerlijk dan de wereld oneerlijk is! (En dat is maar goed ook!)

We hebben de afgelopen zondagen verhalen gelezen over schulden, soms enorme bedragen, die al dan niet werden kwijtgescholden of soms tot de laatste cent moesten worden terugbetaald.

Al die verhalen zetten ons rechtvaardigheidsgevoel onder druk. Want het is ergens wel eerlijk als je je schuld die je zelf bent aangegaan terugbetaalt. Voor mensen die altijd netjes elke maand hun hypotheek en studieschuld aflossen is het niet per se fijn als de ander van een schuld van meerdere tonnen wordt afgeholpen door een genadige schuldeiser.

U hoort de hardwerkende burger, die altijd betaald heeft, al mopperen “en ik maar sappelen, en zij maar de bloemetjes buitenzetten!”

Héél oneerlijk. En God doet dat dus continu, schulden waarin mensen vastgelopen zijn kwijtschelden. Of mensen het volle dagloon geven voor …. Toch niet echt dezelfde inzet. De werkers van het elfde uur krijgen hetzelfde loon als de degenen die de volle dag gewerkt hebben. Hoe oneerlijk is dat wel niet? De één die zijn hele leven zich aan alle regels van de wet gehouden heeft, of misschien als religieus  of vrijwilliger zich altijd inzet voor anderen kan hetzelfde loon krijgen als iemand die misschien pas op het laatste moment een miljoenenschuld mag laten kwijtschelden door God.

Want laten we eerlijk zijn: het is makkelijk mensen te wijzen op hun schulden, vooral als we weten dat ze nooit kunnen worden afgelost. Dan kun je mensen altijd gevangen houden in hun eigen schuld. En wij kunnen dan gekleed in het cipiersuniform van onze rechtvaardigheid en verantwoordelijkheid blijven zitten waar ze zitten. Zo zijn “wij” dan altijd beter dan “zij” en dat voelt natuurlijk heel fijn. Eerlijkheid is misschien wel eerlijk, maar niet altijd goed.

Het is maar goed dat God dan een beetje oneerlijk is, ten behoeve van de mensen die wij misschien hebben neergeslagen met onze moraalknuppel.

En als we er ons over zouden beklagen zegt God hetzelfde tegen ons als tegen de dagloners: maar wat, beste vriend, kom jij dan tekort als ik vanuit mijn rijkdom genade en vrede geef aan alle mensen, ook degenen die het volgens jou niet verdienen? Kom jij dan iets te kort? Ik dacht het niet.

En dat is een belangrijke les. Als we alleen maar letten op wat wij verdienen – en wat anderen ons schuldig zijn - dan kunnen we nooit een stap zetten naar de ander toe. Want er zullen altijd mensen zijn die zichzelf in een hoek geverfd hebben, die hun zaken niet op orde kregen, die rood staan naar anderen toe, die verkeerd hebben gedaan. En dan kun je twee wegen gaan: de weg dat je zegt “je komt er niet uit totdat je de laatste cent terugbetaald hebt van wat je hebt uitstaan”, of dat je zegt: “de schuld is niet het laatste woord, we gaan samen naar een toekomst toe waarin we er allebei mogen zijn, en we onderhandelen wat er goedgemaakt moet worden, en wat we tegenover elkaar kwijtschelden”

Elke stap naar vrede is ook een stap van kwijtschelding. Als er een conflict is geweest tussen twee of meer partijen of landen dan is er een situatie waarin iedereen bij elkaar in het krijt staat.

Als landen dan toch weer een vredesverdrag sluiten, elkaar gaan erkennen – tegen elkaar zeggen dat ze mogen bestaan – en ambassadeurs gaan uitwisselen (dat wil zeggen: beter en directer met elkaar gaan praten) dan is dat een grote stap.

De schulden uit het verleden zijn daarmee nog niet weg - maar het is al een stap als je zegt: “de schulden zijn niet meer allesbepalend en niet alles moet nu worden afgelost en opgelost voordat we ook maar de eerste stap zetten.”

In het klein, in ons dagelijks leven en in het groot mogen we dan omzien naar kansen om elkaar niet in schulden gevangen te houden om pijn uit het verleden niet allesbepalend te laten zijn en de weg open te houden naar een toekomst waarin er sprake mag zijn van vergeving en vrede.

Vrede in ons huis, vrede in de wereld.

Amen.

Wednesday, 13 September 2023

24e zondag door het jaar A

 

In die tijd kwam Petrus naar Jezus toe en sprak:
“Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet,
hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven?
Tot zevenmaal toe?”
Jezus antwoordde hem:
“Neen, zeg Ik u, niet tot zevenmaal toe,
maar tot zeventig maal zevenmaal.
Daarom gelijkt het Rijk der hemelen op een koning,
die rekening en verantwoording wilde vragen
aan zijn dienaren.
Toen hij hiermee begon,
bracht men iemand bij hem
die tienduizend talenten schuldig was.
Daar hij niets had om te betalen,
gaf de heer het bevel hem te verkopen
met vrouw en kinderen en al wat hij bezat
om zo de schuld te vereffenen.
Maar de dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte:
Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen.
De Heer kreeg medelijden met die dienaar,
liet hem gaan en schold hem de geleende som kwijt.
Maar toen die dienaar buiten kwam,
trof hij daar een andere dienaar,
die hem honderd denariëen schuldig was;
hij greep hem bij de keel en zei:
Betaal wat je schuldig bent.
De andere dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte:
Heb geduld met mij en ik zal u betalen.
Maar hij weigerde
en liet hem zelfs in de gevangenis zetten,
totdat hij zijn schuld betaald zou hebben.
Toen nu de overige dienaars zagen wat er gebeurd was,
waren zij diep verontwaardigd
en gingen hun heer alles vertellen.
Daarop liet de heer de dienaar roepen en sprak:
Jij, lelijke knecht,
heel de schuld heb ik je kwijtgescholden,
omdat je mij erom gesmeekt hebt.
Had jij dan ook geen medelijden moeten hebben
met je mededienaar,
zoals ik met jou medelijden heb gehad?
En in toorn ontstoken,
leverde zijn heer hem over aan de beulen,
totdat hij zijn hele schuld betaald zou hebben.
Zo zal ook mijn hemelse Vader
met ieder van u handelen,
die niet zijn broeder van harte vergiffenis schenkt.”

 

Beste vrienden,

 

Door de geschiedenis van het christendom heen is altijd veel gediscussieerd over wat de verhouding is tussen geloven aan de ene kant en handelen aan de andere kant. Dan wordt er gediscussieerd of het ene belangrijker is dan het andere, en of het één zonder het ander kan bestaan.

De koning, dat is altijd een beeld dat gebruikt wordt om God aan te duiden, eist rekenschap. Rekenschap is dat alles zichtbaar gemaakt moet worden. Als je hebt zitten foefelen met de centen is het moment van rekenschap niet iets om naar uit te kijken. De tijd waarin je alles nog wat recht kon breien is voorbij en de boeken gaan open!

En er komen tienduizend talenten tekort. Dat is een onmetelijke som geld. Daar kun je je geen voorstelling van maken. Iemand heeft uitgerekend dat de hele jaarlijkse belastingopbrengst van Judea en Galilea tweehonderd talenten bedroeg. Je kan geen exact bedrag er aan vast koppelen, maar ter vergelijking. De allerrijkste man ter wereld in ongeveer die tijd: de Romeinse magnaat Crassus in vijftig voor Christus zou een vermogen hebben gehad van zevenduizend talenten.  

“Tienduizend talenten” is dus gewoon een manier om te zeggen: het is een duizelingwekkend bedrag. Dat zien we vaker in de Bijbel: getallen gaan nooit alleen maar over cijfers. Ze symboliseren iets.

Als de koning voor God staat, zo staan de tienduizend talenten ervoor dat het fundamenteel  onmogelijk is dat wij niet bij God in het krijt staan. Wij hebben altijd schuld bij God, minstens in de zin dat alle goede dingen die wij van God krijgen nooit zouden kunnen terugbetalen. Wij hebben onszelf niet geschapen. Wat hebben wij, wat niet aan ons gegeven is? En wat ons wél aan te rekenen is, alles wat wij niet goed doen in het leven – daar kunnen we ook nog vergeving voor vinden. Niet één keer, niet drie keer, maar zeven keer zeven keer.

Een symbolisch getal. Zeven betekent altijd een volheid. De wereld is in zeven dagen geschapen: dat wil zeggen, de schepping is prachtig, volledig zoals zij is. De gaven van de Heilige Geest? Zeven stuks! Een volheid van gaven! Nu, hoe vaak kun je vergeving krijgen? Zeven keer zeven keer! De volledigheid van de volledigheid: dat is dus oneindig vaak. God wil ons altijd vergeven.

En Hij vergeeft niet alleen als wij een perfect geloof hebben. Hij vergeeft ook boven al onze verwachtingen uit. Dat zien we terug in het Evangelie van vandaag. We zien zoals gezegd de slechte dienaar. Tienduizend talenten. Een onmetelijk bedrag dus, tien keer het klimaatfonds of, anderhalf keer het vermogen van Elon Musk. Onmetelijk! En de koning eist het op.

Dat is onmogelijk. Dat is duidelijk. En zoals dat dan ging met schuldenaars en faillieten, die werden verkocht. Met de familie erbij. Een hard gelag! Nu moeten we wel zeggen dat als we nu over slavernij denken, dan denken we aan de plantages in Amerika. Dát was het niet. Slavernij was niet altijd permanent. Het kon ook een soort hardhandige schuldsanering zijn. Wreed en zeer onaangenaam, zeker. Maar niet permanent. Het hield uiteindelijk weer eens op na, daar zijn we weer: zeven jaar. Een volheid van tijd.

Maar dan nog is die gedachte onverdraaglijk. Zeven jaar dwangarbeid. “Heer, geef uitstel!”, dat is de bede van de slechte dienaar. Hij vraagt niet om vergeving van de schuld van tienduizend talenten, enkel om uitstel. Gevolgd door de volstrekt ongeloofwaardige woorden dat hij het op één of andere manier terug gaat betalen!

Zacht gezegd is dat een uiting van zeer imperfect geloof. Maar toch: de smekeling gelooft dat de koning hem op zijn minst wat meer tijd geven kan. De boze dienaar heeft een schilfertje geloof. Maar dat minieme schilfertje is genoeg, meer dan genoeg.

En de koning vergeeft hem die onvatbare schuld. Ongelofelijk! Dat is wie God is, Hij doet altijd véél meer voor ons dan wij ons maar kunnen voorstellen. Als je je voorstelt hoe groot en goed God is, dan weet ik zeker dat je niet in de buurt komt. God is nog eindeloos veel beter dan dat.

Dit hele Evangelieverhaal gaat over onvoorstelbaarheden. Wij kunnen onze schuld bij God niet voorstellen, onze tekortkomingen voor God niet voorstellen en de mate van Gods vergeving niet uit onszelf voorstellen. Wij hebben létterlijk Jezus Christus nodig om ons dat te vertellen en het voort te leven want uit onszelf komen we daar nooit.

Maar vergeving die eenmaal verkregen is, legt ook ons een verdere verplichting op. Vergeving is immers gratis, maar niet vrijblijvend! Als wij vergeving krijgen zijn we niet in een positie om jegens een ander die tekortschiet tegen ons de ander uit te persen tot de pitten kraken – zelfs al hadden we daar recht op.

De slechte dienaar komt een ander tegen, die staat bij hem in het krijt. Honderd denaries. Dat is een kleine middenklasse auto. Je voelt het als je zo`n bedrag kwijtraakt – al is het niet per se het einde van de wereld. Zo`n soort bedrag. En de slechte dienaar laat zich van zijn slechte kant zien en werpt de andere dienaar in de gevangenis.

Dit is ook een vorm van schuldvereffening die wij niet meer kennen. Als schuldeiser kon je  schuldenaars gevangen laten zetten in de hoop op snel geld. Want als de schuldenaar vrienden heeft zullen die hem te hulp komen! Door de hele wijk slaan dan tientallen vrienden hun spaarvarkentjes stuk en dan is de schuld snel afgelost. Dat is de hoop dan toch.

Maar de waarheid komt altijd naar buiten. Want wát is het lelijk wat de slechte dienaar hier doet. Alles gekregen, maar niks willen geven. Bah!

En natuurlijk loopt dat helemaal verkeerd af en de slechte dienaar komt zèlf in de gevangenis terecht.

Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in. Dat is een soort Bijbelhumor.

Maar is dit nu einde verhaal? Is dit een verhaal over een eeuwig oordeel, de gevangenis een vooraftekening van de eeuwige afwijzing door God? Dat lees je wel eens in Bijbelcommentaren. Maar ik ben er niet zo zeker van. Die gevangenis was immers geen plek om permanent te zijn. Vrienden kunnen je vrijkopen. Ik weet niet of de slechte dienaar veel vrienden heeft, maar het gaat om het idee. Wie anderen vergeving weigert kan zelf onder een oordeel vallen. Als we genadeloos zijn, zetten we onszelf op afstand van genade.

Wij zijn als kerk een gemeenschap van gebed. Wij mogen God vragen om vergeving. Wij mogen dit voor onszelf vragen, maar ook voor anderen. Jezus deed het. Jezus bad voor wie hem vervolgde en voor wie hem kruisigden, voor de mensen die hem gingen doden. Jezus bad voor mensen die écht boosaardige dingen deden, en niet opzichtig veel berouw hadden op dat moment.

Wij kunnen, moeten bidden voor andere mensen. Degenen die goed voor ons zijn, en ook degenen die moeilijk doen. Het schilfertje geloof en het schilfertje ‘gebed’ van de slechte dienaar waren genoeg om een schuld van tienduizend talenten te doen oplossen. Wat vermag ons gebed dan, wanneer wij voortbewogen worden door Godskennis, genade en een leven vanuit de sacramenten?

Laten we dus blijven bidden, voor onszelf, de mensen om ons heen. De mensen die ons pijn hebben gedaan en de mensen, vooral de mensen die niemand hebben om voor hen te bidden. En laten we nooit moe worden te hopen op Gods vergeving, Gods barmhartigheid: die groter is dan wij ons voor kunnen stellen.

Amen.