Thursday, 29 June 2023

13e zondag door het Jaar A

 

Verkondiging 2 juli 2023, Laurentiuskerk Alkmaar

 

Beste vrienden,

Lang geleden, toen ik nog student was had ik een bijbaan op de beleggingslijn van een grote bank. Mensen die aandelen of opties wilden kopen belden ons dan en wij handelden die transactie af. De studenten die daar werkten waren natuurlijk vaak geïnteresseerd in allerlei soorten financiële producten en beleggingsstrategieën. Op een gegeven moment was er iets wat heel populair was. Het heette een “winstverdriedubbelaar”: een soort product dat beloofde dat je nóg sneller geld kon verdienen! 

 Het kwam er op neer dat je met geleend geld opties ging kopen om zo te speculeren op koerswinst. Zo kun je inderdaad veel geld verdienen…. Tot het misgaat. En natuurlijk ging het mis en bleven veel mensen met grote schulden achter. 

Maar tót het misging was het rázend populair! Want met een trucje veel geld verdienen - in plaats van met hard werken of met zorg en voorzichtigheid beleggen - dát zien veel mensen wel zitten.

De winstverdriedubbelaar is alweer lang verleden tijd, maar niet voordat het veel schade heeft aangericht. Maar de onderliggende valse belofte, snel en moeiteloos rijk worden, komt altijd terug – in steeds andere vormen. 

Ik las laatst een verhaal over Amerikaanse voorgangers die een aparte boodschap hebben. Ze zeggen dat als je hun leer navolgt en hen veel geld geeft dat je dan veel zegen terugkrijgt in deze wereld. Als je ze honderd dollar geeft krijg je een goede beoordeling op je werk, als je duizend dollar geeft ga je écht carrière maken en met tienduizend dollar kun je maar beter een eigen bedrijf beginnen, want dan gaan de Hemelse geldsluizen pas écht open! 

Die leer wordt het “welvaartsevangelie” genoemd en groeit in populariteit. Het is een leer die aansluit bij onze eigen natuurlijke wensen en gedachten. We willen het goed hebben in dit leven, we willen dat onze ouders en kinderen het goed hebben, en als ons welzijn – en onze welvaart! – ook nog een zetje van boven kan krijgen dan is dat mooi meegenomen! 

En als we dan ook nog eens God voor het karretje van onze wereldse ambities kunnen spannen wordt het leven nóg mooier, zo lijkt het toch. Niet eens meer: voor wat hoort wat , maar “voor wat hoort nog veel meer”. Dat is dus een soort religieuze winstverdriedubbelaar! Maar misschien hoeven we niet eens naar een Amerikaanse geldkerk om die gedachte in ons te herkennen.

Jezus spreekt in het Evangelie van deze zondag over het gevaar van dit soort valse beloftes, tegen de reflex om God als winstmodel te gebruiken. En dat is elke keer als wij “voor wat hoort wat” denken in onze relatie met God. Jezus  houdt zijn eigen Goede Boodschap voor. Hij lijkt stevige woorden te spreken maar het is ook een stevig probleem. 

“Wie vader of moeder meer bemint dan Mij,
is Mij niet waardig;
wie zoon of dochter meer bemint dan Mij,
is Mij niet waardig.
En wie zijn kruis niet opneemt en Mij volgt,
is Mij niet waardig.
Wie zijn leven vindt, zal het verliezen,
en wie zijn leven verliest om Mijnentwil,
zal het vinden.

Als we alleen maar bezig zijn met de zaken van deze wereld -  en de wereld in de tijd van de Bijbel bestond vooral uit het belang van de familie! – dan missen we de boodschap van Jezus, de boodschap van de Heer.

De boodschap van de Heer is groter en belangrijker dan de belangen van onszelf en de belangen van de wereld. Als we onze wereldse belangen vooraan zetten, belangrijker vinden dan het Evangelie, dan kunnen we die boodschap van bevrijding nooit begrijpen. Dan maken we onszelf nooit vrij van Aardse gedachten, van een Aardse logica.

Als we het evangelie volgen zijn op weg om vrijgemaakt te worden  van de angst om wat tekort te komen, de angst dat we alles om ons heen maar moeten vastgrijpen om ons bestaan veilig te stellen.

Vanuit het Evangelie krijgen we de empathie, en de kracht om anderen die wij tegenkomen te geven wat ze nodig hebben, als ook de kracht om te ontvangen wat je toekomt als je grote ambities hebt opgegeven. 

Maar in plaats van de hoop op winst en macht mogen we nu hopen op goede en vrije gaven, zoals wij ook de gaven die wij ontvangen hebben weer beschikbaar stellen voor anderen. Zo wordt het leven een plaats waar niet de ambitie en de zucht naar rijkdom heerst maar de bereidheid om te geven centraal staat. 

Paus Franciscus sprak kort geleden hier heel mooi over. Hij zei: de boom eet niet zijn eigen vruchten, de rivier drinkt niet haar eigen water. Alles wat leeft, bestaat omdat het zichzelf aan anderen geeft. 

Mogen wij ook die wijsheid, de wijsheid die de Heer ons in het Evangelie om niet schenkt, dan ook vrij ontvangen en op onze beurt gevend in het leven gaan staan.

Saturday, 24 June 2023

12de zondag door het jaar A

 Eerste lezing: Jer. 20, 10-13

 Hij heeft het leven van de arme uit de macht van de boos-
doeners gered.

Uit de profeet Jeremia.
Jeremia sprak:
“Ik hoor velen fluisteren:
Daar heb je ‘Ontzetting-overal’.
Breng hem aan.
Ja, we brengen hem aan.
Al mijn vrienden willen niets liever
dan mij ten val brengen.
Ze zeggen:
Misschien laat hij zich misleiden;
dan overmeesteren we hem
en kunnen we ons op hem wreken.
De Heer is bij mij als een machtig strijder.
Mijn achtervolgers vallen neer,
ze zullen niet overwinnen.
Ze worden diep beschaamd,
nooit bereiken ze iets.
Hun schande duurt eeuwig,
ze wordt nooit vergeten!.

“Heer van de hemelse machten, die alles rechtvaardig onderzoekt,
die hart en nieren doorgrondt,
laat mij zien hoe Gij U op hen wreekt.
Ik heb immers mijn zaak in uw handen gelegd.

Zingt een lied, een loflied voor de Heer,
want Hij heeft het leven van de arme
uit de macht van de boosdoeners gered.”

 

145 evangelie: Mt. 10, 26-33

Weest niet bevreesd voor hen die het lichaam kunnen doden.

 

In die tijd zei Jezus tot zijn apostelen:
“Weest niet bang voor de mensen.
Niets is bedekt of het zal onthuld,
niets verborgen of het zal bekend worden.
Wat Ik u zeg in het duister, spreekt dat uit in het licht,
en wat ge u in het oor hoort fluisteren,
verkondigt dat van de daken.
Weest niet bevreesd voor hen, die wel het lichaam kunnen doden
maar niet de ziel;
vreest veeleer Hem,
die én ziel én lichaam in het verderf kan storten in de hel.
Verkoopt men niet twee mussen voor een stuiver?
En toch zal buiten de wil van uw Vader
niet één mus op de grond vallen.
Bij u echter is zelfs iedere haar van uw hoofd geteld.
Weest dus niet bevreesd;
gij zijt toch meer waard dan een zwerm mussen.
Ieder die Mij bij de mensen belijdt,
zal ook Ik als de mijne erkennen bij mijn Vader, die in de hemel is.
Maar ieder die Mij zal verloochenen tegenover de mensen,
zal ook Ik verloochenen
tegenover mijn Vader die in de hemel is.”

 

Beste vrienden,

De afgelopen dagen hebben we veel gehoord over de duikboot die verdwenen is in de buurt van het wrak van de Titanic. En als je de beschrijving leest over hoe die machine in elkaar geknutseld was, er is denk ik geen ander woord voor, dan wordt het je koud om het hart.

En je vraagt je af: had nu niemand daarvoor gewaarschuwd? Heeft nu niemand gezegd: dit zijn onaanvaardbare risico’s, het is onverantwoord om met zo`n opgevoerde sigarenkoker vier kilometer onder de zeespiegel te varen.

En het antwoord is ja, daar hebben mensen tegen gewaarschuwd. En al die mensen zijn uitgelachen, ontslagen, zwartgemaakt of zelfs vervolgd. Want als mensen eenmaal een waanbeeld in hun hoofd hebben – zeker als dat machtige of rijke mensen zijn – dan willen ze geen slecht nieuws horen.

In de woorden van de baas van het bedrijf dat deze duikboot gebouwd had: “we willen alleen met inspirerende mensen samenwerken”.  En  mensen die je waarschuwen voor wat fout kan gaan, dat voelt niet zo inspirerend. We hebben net zo`n prachtig vergezicht geschetst. We dromen van een gouden toekomst, en dan komt er zo`n klokkenluider, die zegt dat het niet kan.

Wég met die vent!

Dat is heel menselijk. We hoeven de schuld hiervan dus ook niet alleen maar neer te leggen bij de baas van het bedrijf. Zo ver weg ligt die schuld niet. Die bevindt zich even goed in ons eigen hart. We kunnen blind zijn voor wat we zelf om ons heen aanrichten. Want ieder van ons heeft een blinde vlek – en tot iemand anders het ons vertelt weten wij zelf niet wat het is.

Dat is waar het deze zondag over gaat in de eerste lezing en in het Evangelie, over wat er gebeurt  wanneer je het goede probeert te doen, mensen probeert te waarschuwen en je krijgt alleen maar het deksel op je neus. Er wordt kwaad over je gesproken, er wordt over je geklikt, je mag er niet meer bijhoren. Omdat je trouw bent aan de waarheid, of aan het goede. En wat gebeurt er dan? Hoe loopt zoiets af?

In de eerste lezing horen we het beklag van de profeet Jeremia. Van zijn naam is ons woord jeremiëren afgeleid. Als iemand dat over u zegt, dat u aan het jeremiëren bent, dan is dat geen compliment. Dat wil wat zeggen: namelijk dat wij niet anders zijn dan de mensen uit de tijd van de Bijbel, die geen slecht nieuws verdroegen.

Het volk in de tijd van Jeremia is afgedreven, ze zijn weggedobberd van hun roeping om Gods volk te zijn. Ze doen onrecht en lopen valse goden achterna. Maar het overleven van het volk – en hun verblijf in het land van Israël – is afhankelijk van God. Wie zich van hem afwendt krijgt hoe dan ook een rekening. Dat is waar Jeremia tegen waarschuwt. Als jullie zo verder gaan, als jullie onrecht doen, als jullie God niet meer willen kennen dan heb je ook geen greep meer op het land. Dat raak je kwijt! Er zal een oorlog komen die je niet gaat winnen en het volk zal worden weggevoerd!

Maar de waarschuwing wordt niet aangenomen en er vindt geen bekering plaats. Maar Jeremia had wel gelijk. Hij zei het niet om te jeremiëren, of omwille van zijn eigen trots, of om aandacht te krijgen. Hij zei het omdat het waar was, omdat hij niet kón zeggen dat alles goed zou komen, terwijl het niet goed zou komen. De gave om meeloper te zijn, was hem niet gegeven.

Maar afgewezen worden, dat doet wat met mensen: iedereen heeft behoefte aan erkenning, en afgwezen worden juist omdát je het goede doet is dubbel zo schrijnend. Daar beklaagt Jeremia zich over, luidkeels!

En in zekere zin kunnen we zeggen, wat de leiders in de tijd van Jeremia overkomen is, dat was hun straf. De rampspoed die over het land werd uitgestort was wezenlijk verbonden met hun doofheid en blindheid.

In het Evangelie spreekt Jezus de leerlingen toe, hij bereid hen voor op hun taak. Net als ooit de profeten op pad werden gestuurd om te waarschuwen worden zij op toch gestuurd om te verkondigen, om alle volken tot leerling te maken. Maar ze worden ook zelf vermaand. “Denk niet dat je altijd met gejubel zal worden binnengehaald. Integendeel. Je zal altijd met tegenwerking, met gebrek aan erkenning rekening moeten houden. Als iedereen je alleen maar geweldig vindt, ben je misschien iets anders aan het verkondigen dan het Evangelie!”

In de denkwereld van de Bijbel is er een grote identificatie tussen de boodschapper en degene die hem zendt. De boodschapper (de apostel) deelt niet alleen in de volmacht van degene die hij vertegenwoordigt, maar de band gaat ook nóg dieper. In het christelijke leven zal je ook gekwetst worden, verworpen worden minstens door iemand. Dat is onvermijdelijk want de Heer zelf is gekwetst, is verworpen. Als je deelt in Zijn leven dan krijg je ook – op je eigen manier – te maken met beproevingen, met verdrukking, met afwijzing. Dat is altijd zo geweest en dat zal altijd zo blijven (1 Petrus 4:12). Het goede doen is gewoon niet altijd even makkelijk.

En omdat we dat weten, weten we ook dat we de oplossing niet in onszelf moeten zoeken. Als we gekwetst zijn omdat we het goede hebben willen doen, ontslagen zijn omdat we de waarheid hebben gesproken, er uit liggen omdat we niet gezellig willen meedoen met onrecht dan is het antwoord niet om woedend om je heen te slaan. Ons fundament is Christus, onze burcht is God. We weten niet hoe God rechtse slagen slaat met het kromme hout van ons bestaan, maar dat is wat Hij doet, dat is wat Hij blijft doen.

God is zélf waarheid, de waarheid is uit God. De waarheid is geen ongedekte cheque die je afgeeft in de blinde hoop dat het misschien wat oplevert. Wie de waarheid verkondigt doet Gods werk, God zal het hem of haar belonen.

Amen.



Saturday, 10 June 2023

Sacramentsdag Jaar A

 

In die tijd zei Jezus tot de menigte der Joden:
“Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald.
Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid.
Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees
ten bate van het leven der wereld.”
De Joden geraakten daarover met elkaar aan het twisten
en zeiden:
“Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?”
Jezus sprak daarop tot hen:
“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
Als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet
en zijn bloed niet drinkt,
hebt gij het leven niet in u.
Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt,
heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag.
Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank.
Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt,
blijft in Mij en Ik in hem.
Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben
en leef door de Vader,
zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij.
Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald.
Het is niet zoals bij de vaderen, die het manna gegeten hebben
en niettemin gestorven zijn;
wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.”

 

Beste vrienden,

 

Het hoogfeest dat we vandaag vieren, Sacramentsdag, Hoogfeest van het Lichaam en Bloed van Christus is heel bijzonder. We vieren de eucharistie. Nu wordt er elke dag eucharistie gevierd, maar vandaag staan we stil bij wat dat ten diepste voor ons betekent.

De lezingen van vandaag nemen ons mee, ver de Bijbelse geschiedenis in. We horen over het manna in de woestijn – het voedsel dat God gaf aan het Joodse volk onderweg in de woestijn – en daarna de wonderlijke woorden van Jezus – over dat Zijn vlees echt voedsel is en Zijn bloed echte drank.

Wat kan daarmee bedoeld worden? Zoals wel vaker is het verstandig om het hele Bijbelse verhaal uit te vouwen.

Het Joodse volk is uit Egypte weggevlucht en is op tocht in de woestijn. In die woestijn is het niet zelfvoorzienend – het is in alles afhankelijk van God. Het moet die afhankelijkheid leren, daar heeft het volk veertig jaar voor nodig. Het moet leren dat alles wat goed is bestaat vanuit een relatie met God en niet uit eigen inzet, eigen intelligentie, eigen dapperheid. Het Joodse volk moet vrijheid leren door navolging te oefenen. De leerschool van de wet binnen te gaan.

Hét teken van Gods dagelijkse zorg voor het volk was het manna. Het was een wonderlijke gave van boven, écht voedsel voor de dag en genoeg voor iedereen. Je kon het niet bewaren. Het had geen zin om je extra in te zetten om bijvoorbeeld twee keer zoveel manna dan een ander op te rapen: dan gaat het de volgende dag direct stinken. Het Manna is een wonder van God, zo krijgt het zijn naam. Als het volk voor het eerst het manna ontvangt zeggen ze tegen elkaar “man hu?”, in het Hebreeuws “wat is dat?”, een uitdrukking van verwondering. Het was niet iets wat ze kenden. (Exodus 16:15)

De goede gave van God leidt echter niet per se tot dankbaarheid. Dat is een grote rode draad door de Bijbel: God geeft de mens goede dingen, maar de mens wijst vervolgens toch God af.

Door de hele passage heen voelen we dat Jezus daar op wijst. Hij wijst op degenen die manna aten en desalniettemin gestorven zijn. De groep die de woestijn inging is daar ook gestorven. Ze vertrouwden God niet, ze bleven twisten met Mozes en op het moment dat God hen aanbiedt om het beloofde land met hen binnen te gaan en aan hen te geven weigeren ze de stap te zetten (Numeri 13-14)

Ook de groep die Jezus omringt staat in die lijn. Ze willen, kunnen Gods werk in hun midden niet zien. En we moeten weten, dit gesprek vindt plaats nadat Jezus de Vijfduizend wonderbaarlijk gevoed heeft. Het wonder heeft al plaatsgevonden maar hun reactie is om te twisten. Ze zijn verdeeld. Een grote groep wil hem afwijzen. Een grote groep zál hem afwijzen.

Maar er is al een duidelijk antwoord van God op die afwijzing. Het is niet zodat God een aanbod doet (een aanbieding, slechts geldig voor korte tijd) en die laat verlopen, de rolluiken dicht doet en voorgoed uit de kring van mensen verdwijnt. Om hen achter te laten aan hun eigen onwil en onkunde.

Integendeel. Net zoals in het Oude Testament het manna uit de hemel bleef komen ook nadat het volk keer op keer was weggelopen voor zijn verantwoordelijkheid. Het manna hield pas op als het volk aangekomen was in het Beloofde Land en daar de vrucht van eigen arbeid kon eten (Jozua 5:12). Het manna bleef komen, God bleef trouw.

Niet alleen liet God het volk niet omkomen in de woestijn, hij legde ook de grondslag voor een nieuwe gave die nog eindeloos veel groter is. God is niet iemand die wat geeft en zegt “zo is het wel genoeg geweest”. Er wordt voor het volk een gave bereid die zo groot is dat ze zich er niet eens iets van kunnen voorstellen. God gaat zichzelf, in Jezus Christus, als gave geven.

Ook dit is een rode draad: God geeft meer dan wij ons kunnen voorstellen. (bv

God houdt niets terug, God geeft geen tiende van zichzelf, God geeft alles van zichzelf wat Hij geven kan: Zijn eniggeboren Zoon. Net zoals de Zoon het enige en uiteindelijke Woord van God is dat door Hem wordt uitgesproken is de Zoon de enige en uiteindelijke Gave van God.

Als God gave is Hij het levende brood, het nieuwe manna. Elke keer als wij samenkomen rond de Tafel van de Heer vieren wij Gods trouw, Gods onmetelijke gave en mogen wij dat op ons laten inwerken. De gedachte aan Gods trouw is immers geen uitnodiging om achterover te gaan liggen en denken dat alles wel goed komt. Gods gave moet door ons in geloof beantwoord worden. (1 Korinthen 10:1-13) En des te groter de gave, des te meer er ook van ons gevraagd wordt.

Mogen we elke keer dat we aangaan aan de Tafel van de Heer daar door geraakt worden, ons geloof verdiepen, ons gebedsleven versterken en niet moe worden het goede te doen. Dan mogen wij uitzien naar de uiteindelijke maaltijd bij God, het huwelijksmaal van het Lam, daar waar we een nieuwe naam krijgen, en zullen eten van het verborgen manna. (Openbaring 2:17)

Amen.