Saturday, 15 August 2020

Quiet force

 Brothers and sisters in Christ.

A happy day today, to be able to come together and celebrate Mass on the occasion of this great feast of the Assumption of Mary. A solemnity of hope, and it’s celebration is more poignant today than it has been heretofore.

The times are so uncertain now, who can truly say what life in a month’s time, in two months, in a year. It is not something we are in this day and age and among us – for the most part well-educated and affluent people - not used to. Many of us pine for – or at least that’s what I hear people saying – a point in time where the pandemic and all its terrible side-effects – socially, economically -  is “over”, and “normal life” will be back again.

This is very understandable I think but at the same time if we spend these months, this year, this new reality that we find ourselves in, if we spend it pining for something else we might miss an important point, a point bearing on this great Feast.

In this new situation where we find ourselves, we are perhaps coming closer to a world that is alien to us but not so strange to the great legion of the poor, the afflicted the indigent and the precariat. People who do not enjoy the luxuries of a stable existence, where plans and ambitions stretching out years into the future are smoothly rolled out.

In short, I think we are re-engaging slowly with a world that would be more familiar to the Holy Family in general, and the Holy Virgin Mary in particular. A world of plans interrupted, a world of breaks and fissures, a world where the people cry out in need of deliverance.

A world where there are dragons seeking to devour the innocent. A world that shows its true face, not as a comfortable, welcoming holiday park laid out to our benefit and ready to cater to our whims, but rather as a sometimes dark place where there is evil aplenty and the forces of good are small, weak and hard to discern and seemingly easily crushed.  

And yet, such a world is the world that Christ came to save. And he will not save us without the cooperation of those people – be they small, vulnerable, weak perhaps according to the world’s measure – the first and foremost of which is the Holy Virgin.

We read in our Gospel of today the words of the Magnificat, words of joy sung out by the Virgin Mary

He has mercy on those who fear him
in every generation.
He has shown the strength of his arm,
and has scattered the proud in their conceit.
He has cast down the mighty from their thrones,
and has lifted up the lowly.

The Virgin is by the worlds measure small and unobtrusive, but she is great because she is unencumbered by sin and, hence, never distracted by her ego, has a great acuity, a great sense of how Gods plan is going to work. And work it will. Splendidly so in fact. And it fills her with joy.

She knows that the vagaries of this world are not as final or as important as the world often thinks. There is another story going on here and it’s the story of salvation. As yet a whisper, it will get stronger and stronger, and grow irrestitibly.

The Joy of Mary springs from her not being overly taken in by her own plans, but being fully open tot he plans of God. And the Virgin being the most open to Gods Plan guarantees that she is not only welcomed to Heaven but is rather, she and she alone, is taken up in Heaven body and soul.

Through faith we may join in her joy.  We may learn that – though it would be nice if our plans came to fruition, there are other plans at work in our lives. More important plans. In a crisis, God may lead us to a habit of humility in that regard and in that humility become more aware of God’s work in our lives. 

Times can be tough, and many people are hurting. But whenever danger grows, the force of salvation grows likewise.

May we come to discern those forces now and evermore.

Amen.

 

Saturday, 8 August 2020

En de zee zal niet meer zijn..

 

Na de broodvermenigvuldiging
dwong Jezus zijn leerlingen in de boot te gaan
en alvast naar de overkant te varen,
terwijl Hij het volk naar huis zou zenden.
Toen Hij het volk had weggezonden,
ging Hij de berg op om in afzondering te bidden.
De avond viel en Hij was daar alleen.
De boot was reeds een heel eind uit de kust verwijderd
en werd geteisterd door de golven,
want zij hadden tegenwind.
Tegen de morgen kwam Jezus te voet over het meer naar hen toe.
Maar toen de leerlingen Hem zo over het meer zagen gaan,
raakten zij van streek,
omdat zij een spook meenden te zien
en zij begonnen van angst te schreeuwen.
Maar Jezus zei onmiddellijk tot hen:
“Weest gerust, Ik ben het.
Vreest niet.”
“Heer,” antwoordde Petrus, “als Gij het zijt,
zeg mij dan, dat ik over het water naar U toe moet komen.”
Waarop Jezus sprak:
“Kom!”
Petrus stapte uit de boot
en liep over het water naar Jezus toe.
Maar toen hij merkte hoe hevig de wind was,
werd hij bang;
hij begon te zinken en schreeuwde:
“Heer, red mij!”
Terstond stak Jezus zijn hand uit en greep hem vast,
terwijl Hij tot hem zei:
“Kleingelovige, waarom hebt ge getwijfeld?”
Nadat zij in de boot gestapt waren,
ging de wind liggen.
De inzittenden wierpen zich voor Hem neer en zeiden:
“Waarlijk, Gij zijt de Zoon van God.”

 

Broeders en zusters,

Hoe gaan we om met gevaar in ons leven? Rennen we gauw weg als we gevaar zien of storten we er ons rechtstreeks in? We horen deze zondag het verhaal van Petrus die samen met de leerlingen een bijzonder avontuur meemaakt, op de het Meer van Galilea in het land van Israël.

Het Meer van Galilea is een groot meer waarin en waarlangs veel gevist en gehandeld werd. Het is een belangrijke levensbron voor het land en de mensen die er wonen. Maar het is ook een gevaarlijk meer met een eigen weersysteem. Van het éne op het andere moment kan het weer omslaan en je vredige vistocht kan in tijd van een kwartier veranderen in een strijd om het overleven. In de Bijbel is water dan ook een symbool met meerdere betekenissen, het is een teken van leven – maar de zee, of andere grote wateroppervlakten, zijn voor het Joodse volk uit de tijd van de Bijbel ook tekens van de dood.

Dat de zee niet alleen een prachtig natuurverschijnsel is, een fijne en verfrissende plek waar we ons kunnen ontspannen in dit warme weer, maar ook een gevaarlijk oord, een plek waar ongeluk en dood ook nabij kunnen zijn is iets waar we deze week weer pijnlijk aan herinnerd zijn.

Vorige week kwamen drie kinderen in een mui terecht, een sterke stroming, en de man die zonder een moment te wachten in de zee sprong om ze te redden, Marcin Kolczyński , is bij deze redding omgekomen. Bij het lezen van het evangelie van deze zondag was dat toch vooral waar ik aan dacht. Dan lees je het toch anders.  

Want ook het evangelie is een verhaal van gevaar en omgaan met gevaar. De leerlingen worden in de boot vooruitgestuurd en komen in zo`n verraderlijke storm terecht. En dan zien ze Jezus, lopend over het water! Voor zo ver ze nog niet bang waren, worden ze het nu wel! Als Jezus zich openbaart aan de leerlingen komt er een verrassende reactie uit Petrus, als u het echt bent laat mij dan over het water naar U toelopen.

Ik heb bij dit verhaal altijd het gevoel gehad dat Petrus hier valt voor de verleiding om God op de proef te stellen. U kent het verhaal van Jezus in de woestijn, en dat de Duivel Hem vraagt: spring maar van het hoogste punt van de Tempel; je Vader in de Hemel zal je beschermen. Dat deed Jezus natuurlijk niet, maar Petrus springt wel uit de boot. En hij wordt ook beschermd, voor eventjes. Hij heeft veel geloof, maar uiteindelijk is dat toch niet genoeg om het hoofd boven water te houden en moet hij worden gered door Jezus.

Gelukkig houdt Petrus er alleen een nat pak over aan zijn wat impulsieve handelen. Gelukkig heeft hij wel antwoord gekregen op zijn vraag. Hij heeft wat over Jezus geleerd, en hopelijk ook iets over zichzelf. Het loopt goed af.

Maar dan moet ik weer denken aan Marcin Kolczyński en vraag ik me af, hoe is het voor hem afgelopen. Vergeleken met hem lijkt Petrus een beetje lichtzinnig te zijn, iemand die uit ongeduld zijn leven op het spel zet. Het voorbeeld van Jezus Christus leert ons wel dat ons aardse leven niet het meest belangrijke is waar alles om draait, maar toch ook dat we er met zorg mee om moeten gaan en geen onnodige risico’s mee moeten nemen.

Tegelijkertijd is het belangrijkste in ons leven dat we Jezus Christus navolgen, en wat Hij doet mag hier duidelijk zijn: mensen redden van de dood. Niemand van ons houdt op eigen kracht het hoofd boven water, hoe sterk we ook zijn – hoeveel geloof we ook hebben. Wat ons leven waarde geeft is wat wij voor anderen doen, ook al schieten wij er bij in in de ogen van de wereld. Ook Jezus Christus stelde zijn eigen veiligheid niet voorop, integendeel: Aan het kruis, op Goede Vrijdag lijkt Jezus zèlf verslonden te worden door de golven.

Op Pasen leren wij dat de donkere golven van de dood het einde niet zijn, de zee heeft geen macht meer. Alleen het leven, dat uit God komt, heeft een toekomst, en niets wat goed is gaat verloren.

Niet iedereen wordt geroepen om een grote heldendaad te verrichten of letterlijk zijn leven te geven voor anderen. Iedereen heeft wèl een kans, een mogelijkheid, om niet alles om zijn of haar leven te laten draaien, om wat op te offeren voor anderen, zodat anderen tot leven kunnen komen en de weg naar God kunnen vinden. Laten we elke dag opnieuw ons laten sterken door de goede voorbeelden om ons heen, de voorbeelden uit de Bijbel, de levens van de heiligen en de inzet van de mensen om ons heen om zo in geloof de kracht te vinden om altijd het goede te blijven doen. Zonder beheerst te worden door angst.

Amen.

 

 

 

 

 

Saturday, 1 August 2020

Delen wat je hebt.


Broeders en zusters in Christus

Het zijn moeilijke tijden. 

Jezus is in de wildernis getrokken samen met zijn leerlingen. In het hoofdstuk hiervoor is Johannes de Doper die beroemde leraar die mensen, klein en groot, opriep tot bekering vermoord door Herodes. Jezus zoekt een rustige plaats om met de mensen om hem heen te overwegen hoe het nu verder moet gaan. 

En vroeger was het net zo als nu, als je eens goed moet nadenken over hoe het verder moet gaan dan zoek je een rustige plek op. De Veluwe misschien, of een huisje in Drenthe, of op Ameland (buiten het seizoen) 

Het is óók verstandig om even de wijk te nemen, want Jezus loopt al risico, hij is een bekende leerling van Johannes – en het is niet gek dat mensen in hem een nieuwe Johannes zien!  De eenvoudige mensen zoeken een wijze leraar die hen steunt en onderwijst – aan al die machtige heersers die alleen maar voor oorlog en onderdrukking zorgen hebben ze niet zoveel. 

Maar hoe erg de mensen op iemand als Jezus wachten blijkt wel als hij op die rustige plek - Ameland buiten het seizoen – opeens wordt benaderd door duizenden mensen. Hoe die in Ameland terecht gekomen zijn, zo buiten de schoolvakanties, dát staat niet in het Evangelie. Dat is ook niet het belangrijkste. 

Ze zíjn er, en daar gaat het om. En zo lang als ze er zijn maakt Jezus zich zorgen over hen. Hij wil de mensen niet aan hun lot overlaten. Zeker niet als het later wordt. De leerlingen, praktische mensen, wijzen Jezus erop dat ze op tijd weggestuurd moeten worden. Op Ameland is immers bijna alles dicht, en het is nog een heel eind lopen naar de veerhaven! 

Maar dan gebeurt er iets bijzonders. Jezus zegt: geeft gij hen maar te eten.
En ik kan me voorstellen dat de leerlingen op dat moment met hun hoofd schudden en denken. Jezus, hoe kom je er toch bij. Je ziet toch voor onze ogen staat een levensgroot probleem, en jij staat hier maar een beetje grappen te maken. Alsof wij met zijn tienen, twintigen, een klein groepje toch, voor duizenden mensen eten kunnen maken, met die paar sneetjes brood, die twee bananen en die anderhalve mueslireep die we nog in de tas hebben. 

Jezus, hoe kom je er bij? Vijf broden, twee vissen Jezus! Dat is alles wat er is! 

Oh, zegt Jezus, “da’s meer dan genoeg”. En ze worden aan het werk gezet. 

Uitdelen.

En het is ook genoeg. Iedereen gaat voldaan van tafel! 

Hoe? Moet je niet vragen. Het is een wonder, een overdaad van de Heer om zijn volk te helpen door een moeilijke tijd heen te komen. 

Wat er was, bleek genoeg. 

Wamt in de Bijbel, in het Oude Testament, als er nood was, als er een wonder moest gebeuren, dan gebruikt God altijd wat er al was. Wat mensen al in handen hadden. Als de profeet Elia bij de weduwe van Sarefta komt en vraagt om eten zegt de weduwe, we hebben nog maar een héél klein beetje meel en olie. Het is niet genoeg. 

En Elia zegt dan, dat het wel genoeg is, dat God dat beetje gaat gebruiken om hen te redden. Elia, de weduwe en haar zoon. Zij worden allen gered door dat beetje wat er is. Omdat God dat beetje gebruikt om redding te bieden. 

En waar Elia nog zélf om eten vraagt keert Jezus het om, hij is nu degene die het voedsel schenkt. Hij is, zo weten we zelfs, degene die het voedsel wordt. Brood en wijn als voedsel voor mensen onderweg.
Wat betekent dat voor ons? 

Er gaat een tijd komen broeders en zusters dat u en wij allemaal voor grote uitdagingen komen te staan, duizenden problemen tegelijk doemen op. En we gaan er wat mee moeten. Maar dan kijken we in onze keukenlade, wat daar inzit, en helaas… geen duizenden oplossingen.
Wat dragen we met ons mee, een klein beetje proviand.

Wat creativiteit misschien, een klein potje. Halfvol.
En zeven sneetjes brood: Liefde, Vreugde, Vrede, Geduld, Vriendelijkheid, Goedheid, Geloof Zachtmoedigheid, Zelfbeheersing.  

En dan kijkt u omhoog naar de Hemel en zegt u misschien tegen God.
“Kunt u die duizenden problemen niet even vertellen dat ze ergens anders heen moeten gaan. Naar een plaats waar ze wel oplossingen hebben? Want dit hier, dit armzalige restje, da’s nauwelijks genoeg voor mezelf. Daar kan ík net van bestaan”

En ik verwacht dat u als antwoord dat u krijgen klinkt als  

Deel maar uit
Deel maar uit van die sneetjes brood, : Liefde, Vreugde, Vrede, Geduld, Vriendelijkheid, Goedheid, Geloof, Zachtmoedigheid, Zelfbeheersing, die paar sneetjes waarvan je denkt dat het net genoeg is voor jezelf 

Deel maar uit, en schud dat potje met creativiteit ook maar flink uit.

En het is goed mogelijk dat je een wonder zal zien. Dat sneetje brood raken niet op, die tube niet leeg. Er komen alleen maar ingrediënten bij. 
U ontdekt opeens dat er zich veel meer in die keuken verscholen heeft dan u dacht.
Hoe meer u geeft, hoe meer er terugkomt, des te meer u kunt geven.
En die problemen? Die blijven niet eindeloos rondhangen. 
Het ene los je op met vriendelijkheid, het andere met geduld, de derde met creativiteit. Maar er blijven er gelukkig ook altijd genoeg over, zodat je niet hoeft op te houden met uitdelen. 

En zolang we blijven uitdelen, zet het wonder zich voort. 

Zo lang als nodig is, zo lang God ons geeft.

Amen.


Saturday, 18 July 2020

Het onbelangrijke onkruid


In die tijd hield Jezus de menigte deze gelijkenis voor:
“Het Rijk der hemelen gelijkt op een man,
die op zijn akker goed zaad had gezaaid;
maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen.
Toen de halmen opgeschoten waren en vrucht hadden gezet,
was ook het onkruid te zien.
Nu gingen de knechten naar hun meester en zeiden hem:
Heer, ge hebt toch goed zaad op uw akker gezaaid? Hoe komt het dan dat er onkruid op staat?


Hij antwoordde hun:
Dat is het werk van een vijand.
De knechten zeiden tot hem:
Wilt ge dan dat we het bijeengaren?
Maar hij zei:
Neen, ik ben bang dat ge, wanneer ge het onkruid bijeengaart
de tarwe mee uittrekt.
Laat beide samen opgroeien tot de oogst,
en met de oogsttijd zal ik de maaiers zeggen:
Haalt eerst het onkruid bijeen
en bindt het in bussels om te verbranden;
maar slaat de tarwe op in mijn schuur.”


Een andere gelijkenis hield Jezus hun voor:
“Het Rijk der hemelen gelijkt op een mosterdzaadje,
dat iemand op zijn akkers zaaide.
Dat is wel het allerkleinste zaadje,
maar wanneer het is opgeschoten,
is het groter dan de andere tuingewassen;
het wordt een boom,
zodat de vogels in zijn takken komen nestelen.”


Nog een andere gelijkenis vertelde Jezus hun:
“Het Rijk der hemelen gelijkt op gist,
die een vrouw in drie maten bloem verwerkte,
totdat deze in hun geheel gegist waren.”


Dit alles sprak Jezus tot het volk in gelijkenissen
en zonder gelijkenissen leerde Hij hun niets,
opdat in vervulling zou gaan het door de profeet gesproken woord:
“Ik zal mijn mond openen in gelijkenissen,
Ik zal openbaren
wat verborgen is geweest vanaf de grondvesting der wereld.”


Toen liet Hij de menigte gaan en keerde naar huis terug.
Zijn leerlingen kwamen nu naar Hem toe en zeiden:


“Leg ons de gelijkenis uit van het onkruid op de akker.”


Hij gaf hun ten antwoord:
“Die het goede zaad zaait, is de Mensenzoon;
de akker is de wereld;
het goede zaad, dat zijn de kinderen van het Rijk;
het onkruid de kinderen van het kwaad,
en de vijand die het zaaide, is de duivel.
De oogst is het einde van de wereld
en de maaiers zijn de engelen.
Zoals nu het onkruid wordt bijeengebracht en in het vuur verbrand,
zo zal het ook gaan op het einde van de wereld.
De Mensenzoon zal zijn engelen uitzenden
en zij zullen uit zijn Rijk bijeenbrengen
allen, die tot zonde verleiden en ongerechtigheid bedrijven
om hen in de vuuroven te werpen,
waar geween zal zijn en tandengeknars.
Dan zullen de rechtvaardigen in het Koninkrijk van hun Vader
schitteren als de zon. 


Wie oren heeft, hij luistere.

Broeders en zusters, 

Stelt u zich eens voor u heeft een mooie nieuwe volkstuin in gebruik genomen. Zo`n fijne grote van tweehonderd vierkante meter. Wat een leuke hobby is dat, tuinieren! Het is goed voor de gezondheid om lekker in de tuin te werken en de verse groenten uit eigen tuin te eten. 

De voorpret is al de helft van het plezier!
Maar wanneer u alles in orde heeft gebracht en de slaplantjes en radijsjes hebt geplant komt er een slechterik voorbij die onkruid zaait. En uw heerlijke groenten en dat nare onkruid komen tegelijkertijd op. 

Weg voorpret! Wat ziet het er treurig uit…

En u hoort het gemopper al van uw mede-volkstuingebruikers. “Kijk eens naar dat rommeltje op dat veld, dat zie je zo, dát is geen echte tuinier. Díe doet maar wat! Hij maakt er een grote bende van! Bij de volgende volkstuinvergadering zullen we hem het vuur aan de schenen leggen”
Het zou genoeg zijn om de moed op te geven… 

Zo is het ook een beetje met de toestand in de wereld. We geloven in God die de wereld heeft gemaakt en die de wereld ook wil vullen met ál zijn goede gaven. Hij doet dat niet alleen omdat Hij dat leuk vindt maar óók omdat Hij wil dat mensen niks tekort komen. 

Maar als we om ons heen kijken zien we tussen alle goede dingen in het leven, liefde, geloof, zorg, aandacht, respect, zit zo ontzettend veel onkruid:

De gevaarlijke corona-ziekte die nog steeds rondgaat.
Onzekerheid en angst in de samenleving
Armoede
Conflicten en geweld
Onrecht en discriminatie
Ziekte, pijn, en ongelukken.
Eenzaamheid
Een verstoord kerkelijk leven. 

En als we naar al dat onkruid kijken is het makkelijk denken. “Als God dit allemaal gemaakt heeft, als dit echt de tuin van God is, dan heeft hij er een zooitje van gemaakt! Er klopt niks van! Moeten we met hem nog iets te maken hebben?” En je zou uit boosheid het goede niet meer zien omwille van het kwade. 

Dan zijn er drie dingen die je kan doen. Drie manieren om met wat in de tuin groeit te kunnen omgaan. 

Het eerste wat je kan doen is aanvallen!

Met man en macht gaan we op dat onkruid af en we hakken het aan mootjes! Die boze man moet niet denken dat hij aan onze tuin kan komen. Maar als je met man en macht probeert dat onkruid uit te rukken, beschadigen we ook de goede aanplant... 

Het onkruid in onze tuin is onvermijdelijk aanwezig. Zolang we leven gaat onze tuin er nooit helemaal  vrij van zijn. En als we het tóch zouden proberen beschadigen we ook wat goed is. In ons leven zit goed en kwaad door elkaar ineengevlochten. We worden er nooit helemaal vrij van.  
“De grens tussen goed en kwaad”, zei de bekende Russische schrijver Solzjenitsyn eens, “loopt dwars door het mensenhart heen”. 

Als je dus álle kwaad uit zou willen bannen, moet je je eigen hart doormidden scheuren.

U begrijpt wel broeders en zusters. Dat gaat niet.  

We zien het soms ook in de samenleving. Dat mensen een kwaad, een onkruid zien en daar dan zo boos om worden, en dat éne onkruid zo graag willen uitrukken dat ze niet meer zien hoeveel schade die goede bedoelingen aanrichten. “We mogen best wat radijsjes opofferen”, zeggen ze dan, “om dat onkruid maar een slag toe te brengen!”. Maar aan het eind van de rit staat er geen radijsplant meer in de grond en blijven we over met een kale vlakte. 

Als een dolleman het onkruid aanvallen, daar wordt de tuin van ons leven niet beter van. Dat is één.

Je kan ook nog een tweede weg inslaan. 
Je kan de tuin achterlaten en zeggen: “jammer van die tuin,  laat ik het maar overgeven aan het onkruid. Streep erdoor, nul voor de kantlijn. Ik geef niet meer om wat ik geplant heb. Ik ben zó teleurgesteld in mijn verwachtingen dat het voor mij niet meer hoeft! Ik laat mijn volkstuin achter! Tabee!”

Maar als u ook maar een beetje om de tuin geeft doet u dat niet. Hoe naar het er ook uitziet. Zo bent u niet opgevoed dat u bij het eerste beetje tegenslag uw hoofd laat hangen als een verlepte kasplant.
Zijn de goede gaven van het land, van de tuin niet eindeloos veel meer waard dan dat onkruid? De zaak is toch niet reddeloos verloren? 

Zo komen we op de de derde mogelijkheid.
En als u en ik het niet opgeven, dan geeft God nog minder op.
In Johannes 5:17 zegt Jezus “Mijn Vader werkt ononderbroken, Hij gaat maar door, en ik ook
Als wij de moed kunnen vinden om door te gaan in moeilijke situaties, dan zal God zeker doorgaan. Hij sterkt ons. 

Jezus zegt ook in het Evangelie hoe God dat doet. Hij blijft zorgen voor alle goede planten en zorgt ervoor dat het onkruid ze niet helemaal overwoekerd, en Hij blijft werken tot het oogsttijd is. 

Zo mogen wij ook in het leven staan. We zorgen voor alles wat goed en kwetsbaar is om ons heen. We zorgen voor onze naasten, dichtbij en ver weg, we zorgen voor onze relatie met God, en voor alle goede dingen waar wij verantwoordelijk voor zijn. Al die goede dingen omringen we met zorg, als was het de belangrijke aanplant in de tuin van ons leven. We zorgen dat het  niet wordt overwoekerd  door  onkruid!  Het is belangrijk dat we daar elke dag opnieuw voor blijven zorgen. 

Onkruid zal er altijd zijn, klopt, maar het is maar onkruid. Het moet ons niet afleiden van wat er werkelijk toe doet. 

Wanneer het oogsttijd is heeft u dan een mooie opbrengst,  frisse kroppen sla en heerlijke radijs. 

Het onkruid? Dat gaat niet mee de keuken in. Als u eenmaal samen aan tafel zit voor het grote feestmaal denkt u er niet eens meer aan. Het onkruid is vergeten. 

Mogen we dus zo altijd de moed blijven houden in het leven, wetende dat God ons altijd zal helpen terwijl wij uitzien naar de oogst. 

Amen.