Thursday, 21 December 2023

4e Zondag Advent B


Eerste lezing: 2 Sam. 7,1-5,8b-11, 16

Toen Koning David zijn intrek had genomen in zijn paleis
en de Heer gezorgd had,
dat al zijn vijanden, in heel de omtrek, hem met rust lieten,
zei hij tegen de profeet Natan:
“Nu moet u eens zien!
Zelf woon ik in een paleis van cederhout
en de ark van God staat onder tentdoek!”
Natan zei tot de koning:
“Doe gerust wat u van plan bent;
de Heer staat u bij.”
Maar diezelfde nacht nog
werd het woord van de Heer gericht tot Natan:
“Zeg aan mijn dienaar David:
Zo spreekt de Heer:
Gij wilt voor mij een huis bouwen en mij daarin
laten wonen?
Zo spreekt de Heer,
Heer van de hemelse machten:
Ik heb u uit de steppe gehaald, achter de schapen vandaan
om vorst te zijn over mijn volk Israël.
Op al uw tochten heb ik u bijgestaan,
al uw vijanden heb ik vernietigd,
uw naam heb ik groot gemaakt als die van de groten der aarde.
Ik heb mijn volk Israël een gebied gegeven
en het daar geplant om er te wonen.
Het wordt niet meer opgeschrikt en door geen
boosdoeners verdrukt
zoals vroeger,
in de tijd
dat ik over Israël, mijn volk, rechters had aangesteld.
Ik heb gezorgd dat al uw vijanden u met rust laten.
De Heer kondigt u aan,
dat Hij voor u een huis zal oprichten.
Zo zal uw huis en uw koninklijke macht altijd stand houden;
uw troon staat vast voor eeuwig.”

 

Evangelie: Lc. 1: 26-38

Toen Elisabeth zes maanden zwanger was,
werd de engel Gabriël van Godswege gezonden
naar een stad in Galilea, Nazaret,
tot een maagd, die verloofd was met een man die Jozef heette,
uit het huis van David;
de naam van de maagd was Maria.
Hij trad bij haar binnen en sprak:
“Verheug u, de Heer is met u.”
Zij schrok van dat woord
en vroeg zich af wat die groet toch wel kon betekenen.
Maar de engel zei tot haar:
“Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden bij God.
Zie, gij zult zwanger worden en een Zoon ter wereld brengen
en gij moet Hem de naam Jezus geven.
Hij zal groot zijn
en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden.
God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken
en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob
en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.”
Maria echter sprak tot de engel:
“Hoe zal dit geschieden daar ik geen man beken?”
Hierop gaf de engel haar ten antwoord:
“De heilige Geest zal over u komen
en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen;
daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht
heilig genoemd worden, Zoon van God.
Weet dat zelfs Elisabeth, uw bloedverwante,
in haar ouderdom een zoon heeft ontvangen
en, ofschoon zij onvruchtbaar heette,
is zij nu in haar zesde maand;
want voor God is niets onmogelijk.”
Nu zei Maria:
“Zie de dienstmaagd des Heren;
mij geschiede naar uw woord.”
En de engel ging van haar heen.

 

Beste vrienden.

We staan op de drempel van het Kerstfeest. Komende kerstavond en kerstnacht zal het weer een drukte van belang zijn met heel veel mensen die, hoewel ze maar één of twee keer per jaar in de kerk komen toch heel welkom zijn. “Kerstkatholieken” leren ons dat de kerkelijke gemeenschap er niet alleen maar is voor zichzelf, voor de eigen groep die hier bijna wekelijks is, de harde kern, maar ook een boodschap heeft naar de hele wereld toe. De “mensen van Kerst” spelen een belangrijke rol in het doorgeven van dat kerstlicht.

Maar vandaag is het nog anders. Vierde advent, we zijn hier met een vaste groep kerkgangers bijeen. Niet veel meer en niet veel minder dan op een “doordeweekse zondag”. Ik wil dan ook van de gelegenheid gebruik maken om iets meer de diepte in te gaan. In de kerstnacht moet je anders preken, voor mensen die misschien maar eens per jaar de blijde boodschap horen. In de woorden van de Bijbel: de één heeft melk nodig, de ander kun je vlees geven. Vandaag staat er vlees op het menu.

Het zijn zulke mooie lezingen vandaag. De eerste lezing komt uit het boek Samuël: we horen over koning David die – gesteund door God – eindelijk zijn koningschap veiliggesteld ziet. En vanuit zijn mooie paleis kijkt hij naar hoe het er met God voorstaat. In het Oude Testament zwerft God niet als pure abstractie een beetje in de lucht rond, nee! Zijn aanwezigheid wordt gevoeld in de Ark van het Verbond, een heilige kist waar de tafels van de Wet in liggen. Die Ark is heilig, God is daar op één of andere manier in aanwezig.

En hoe staat die Ark er bij? David vertelt het ons. Hij schaamt zich er voor. Zelf woon ik in een paleis van cederhout en de ark van God staat onder tentdoek! zegt hij! Als we een goed Godsbesef hebben dan weten we dat we God moeten eren. Als dat niet op een goede manier gebeurt dan voelen we dat er wat mist. Koning David ziet dit, hij ziet dat een tent met de Ark er in tekort schiet. Ook voor God moet een huis gebouwd worden. Het woord staat nog niet in deze lezing, maar wat hij wil een Tempel oprichten voor God. Die tempel zal er ook komen, maar niet door hem. Zijn zoon, koning Salomo, wordt naar de belofte die God aan David doet (2 Sam 7:13) degene die de eerste tempel zal bouwen. Maar dat terzijde.

Het interessante is wat er gebeurt als David zegt dat hij voor God een huis op wilt richten om hem die eer te geven komt er een Godsspraak van de Heer terug via Natan de profeet. God geeft Davids wens als het ware terug: niet jij gaat een huis voor mij bouwen, maar ik bouw een huis voor jou. Jij, David, jij wil dingen voor mij doen. Dat is heel fraai, maar kijk maar eens wat ik voor jou ga doen! Jouw huis zal ik verheffen, er komt een koningschap dat nooit voorbij zal gaan!

God wil aanwezig zijn tussen de mensen. Dat begint er mee dat God een heilige plaats krijgt. Het Joodse volk draagt God met zich mee in de Ark van het Verbond. Later krijgt die Ark een plek in het centrum van de tempel in Jeruzalem. Die tempel zelf wordt een heilige plek waar je God kan ontmoeten. Een heilige plek die draait om Gods eer. Maar hoe belangrijk dat ook is, voor God is dat niet genoeg. Want hoe belangrijk het ook is om God alle eer te brengen, dat is niet in de eerste plaats waar het God om te doen is. Het eerste doel van God is niet Gods eigen eer. Gods plannen zijn veel groter dan dat, God heeft veel meer te geven dan dat. Wij kunnen dingen voor God willen doen, soms mogen we ook dingen doen voor God, maar God gaat nog veel meer voor ons doen.

Mensen hebben concrete plekken nodig waar God zich laat vinden. Wij kunnen niet goed zonder dat soort pleisterplaatsen. God is zo goed om ons van die bijzondere plaatsen te geven, zoals in de tijd van de Bijbel de tempel dat was. Maar elke plaats waar God aanwezig is, is ook een kwetsbare plek!  Elke plek die wij voor God willen bouwen staat op wankele grond. Dit zien we continu in de Bijbel terug: de Ark is vaker dan niet in gevaar! Vijandige volken zouden hem kunnen stelen! Je kan dan een tempel bouwen, een heilige plaats. Met hoge muren en bronzen deuren. Maar tempels kunnen worden verwoest. Ook dat is twee maal gebeurd!

Ook voor ons geldt dit. Je kan zestig jaar geleden allemaal nieuwe kerken bouwen, maar nu worden die kerken weer met evenveel gemak afgebroken en omgebouwd tot winkelcentrum of zwemparadijs. Dat is moeilijk om te vatten, maar het ligt in de aard der dingen.

Álles wat wij voor God willen doen in deze wereld is uiteindelijk even kwetsbaar als al het andere in  de wereld. Zelfs de tempel van God, die ook voor Jezus heilig was, is maar een voorwaardelijk huis van de Heer. Alle goddelijkheid die je in een tempel vindt is daar onder voorwaarden, tijdelijk.

Het is er zolang het er is, en als het volk ontrouw wordt, dan komt er ook onherroepelijk een einde aan de heiligheid van de tempel, dan kan God daar niet meer zijn. (1 Koningen 9:7, 2 Kronieken 7:20)

Dit zien we ook terug als de eerste tempel verdwenen is en er een tweede wordt gebouwd. Deze blijft hoe dan ook omstreden. Het voelt voor veel mensen als iets dat de belofte van Gods aanwezigheid niet écht inlost. Er is onzekerheid, twijfel… Ís dit het nou? Gods huis onder de mensen? De profeet  Jeremia al berispt de mensen die als het ware achterover gaan liggen op de tempelstenen en denken dat het wel goed komt, ongeacht hoe ze zich gedragen. Alsof de tempel een soort magische amulet is die je tegen de consequenties van je eigen handelen beschermt! (Jer. 7,4:11)  

Maar zolang God daar is, zolang God aanwezig is op die omstreden, soms zelfs corrupte plek, is die plek heilig. De Ark is echt heilig. De tempel – gebouwd door mensenhanden – was echt heilig. Jezus zelf brandde van toewijding voor de heiligheid van de tempel en ging zelfs de confrontatie aan met degenen die daar een loopje mee namen!

Maar het is niet genoeg. Het kán niet genoeg zijn. De tempel is niet genoeg. Als God een plaats krijgt is die plaats nooit genoeg. Het blijft hoe dan ook een voorwaardelijke plek, en voorwaardelijkheid is niet genoeg. Hoe heilig die tempel van God ook is, God is te groot voor één plek. God wil de mensen nabijkomen, zich met hen verenigen, zelfs mens-worden. Niet voorwaardelijk onder de mensen zijn, maar on-voorwaardelijk. Het is onvoorstelbaar. Maar voor God is niks onmogelijk!

David zegt tegen God: “ik wil voor jou een huis bouwen” en dat is een práchtig idee. Een edel plan in het hart van de grote koning David. Maar God draait zelfs de prachtigste plannen van de mensen om en legt zijn eigen plan daar over heen: “David, ik zal zorgen voor een koningschap dat álle verwachtingen overtreft, een koning uit het huis van David die niet alleen koning is van één plek, één land, één tijd, maar een Koning die de Heilige Gods is, die mens wordt en de kloof tussen God en mens zal dichten. In Hem wordt God mens, zodat de mens bij God kan komen.  

Zo komen we uit bij kerst, omdat zonder kerstfeest, zonder de geboorte van dat kind dat de Messias is, de God-mens die de wereld gaat redden van de dood, er geen oplossing kan komen voor dit probleem. Zonder Messias, zonder Koning Jezus kunnen God en de mensen níet dichter bij elkaar komen dan in zo`n tempel: een geschonden, corrupte, voorwaardelijke plek, achter dichte voorhangsels en de dikke rook van brandoffers. (De paradox van de tempel: de plek van Gods aanwezigheid is ook de plek die God ten diepste verborgen houdt en aan het zicht onttrekt) En dat is niet genoeg. God kán daar geen genoegen mee nemen. Hij moet naar de mensen toe.

En hoe doet hij dit? Hij doet dit door Maria, dat is de betekenis van Maria in ons Evangelie van vandaag. David verlangt ernaar om een tempel te bouwen voor de Heer, Maria wordt gevraagd in zekere zin zèlf een tempel van God te zijn zodat de Heer in de wereld kan komen; zodat Gods Woord mens kan worden en onder ons kan wonen. Hij doet dat niet búiten mensen om, maar het initiatief komt nu van de andere kant.

David vroeg zelf om een tempel te bouwen. God geeft als antwoord aan David dat Salomo dat zal doen. Salomo krijgt zelf geen bijzondere opdracht of openbaring: hij gaat aan het werk op grond van de godsspraak van de Heer die aan zijn vader is gegeven. Maar in het geval van Maria is het God zelf die zich direct tot haar richt. Alle initiatief komt nu van God. Hier, bij Maria, is geen menselijke ambitie meer te vinden - geen grandioze dromen en plannen - alleen maar openheid voor het werk dat God voorheeft. David is een grote koning omdat hij wil handelen naar zijn plan. Maria is een nog grotere koningin omdat zij volledig open staat voor Gods plan.

Zij zal zwanger worden van de Heilige Geest en haar kind wordt de Koning. Hij is de vervulling van alle beloften die God aan koning David deed. In zijn Koninkrijk is ruimte voor alle mensen, is God niet gebonden aan één plaats. Zijn koninkrijk wordt er niet één van brute macht, van geweld en afrekeningen, leven door het zwaard. Het wordt een koninkrijk van vrede, vergeving, genezing, ontmoeting, redding.

Geen koninkrijk dat overwint door wapengeweld, maar dat groeit naar mate het feller bestreden wordt. Een koninkrijk dat niet eindigt, maar eerder begint aan het kruis. Want het is geen toeval dat wanneer alles volbracht is en Jezus sterft aan dat kruis, precies dát het moment is dat de voorhang van de Tempel in tweeën scheurt: de voorhang die tot doel heeft het Heilige der Heiligen, af te schermen van de onreine wereld. (Mt. 27:50-51). God opent nu de gordijnen.

Het kruis is het begin van het einde van de tempel. De tempel gaat voorbij, het moet zo zijn. Gods Woord gaat nooit voorbij. Gods Woord wordt vlees en komt onder ons wonen. Het kerstlicht, eenmaal ontstoken, gaat nooit meer uit. Wij mogen God voortaan aanbidden niet hier op een berg, of daar in een verre stad maar eerst in de kribbe en dan in Geest en Waarheid (Joh. 4:23) tot het moment dat we samenkomen in het nieuwe Jeruzalem, de stad van God die uit de Hemel neerdaalt. Een tempel zullen we daar niet zien we daar niet “want God, de Heer (…) is haar tempel, evenals het Lam (Openbaring 21:22). God zélf is haar licht, het lam haar lamp. (id 21:23)

Naar haar gaan de volken toe. (Jesaja 60:3) En wij gaan met hen mee.

Amen

 

 

 

Wednesday, 13 December 2023

3e Zondag Advent B

 Er trad een mens op, een gezondene van God;
zijn naam was Johannes.
Deze kwam tot getuigenis,
om te getuigen van het Licht,
opdat allen door hem tot geloof zouden komen.
Niet hij was het Licht,
maar hij moest getuigen van het Licht.
Dit dan is het getuigenis van Johannes,
toen de Joden uit Jeruzalem
priesters en levieten naar hem toezonden
om hem te vragen:
“Wie zijt gij?”
Daarop verklaarde hij
zonder enig voorbehoud en met grote stelligheid:
“Ik ben de Messias niet.”
Zij vroegen hem:
“Wat dan?
Zijt gij Elia?”
Hij zei:
“Dat ben ik niet.”
“Zijt gij profeet?”
Hij antwoordde:
“Neen.”
Toen zeiden zij hem:
“Wie zijt gij dan?
Wij moeten toch een antwoord geven
aan degenen, die ons gestuurd hebben.
Wat zegt gij over uzelf?”
Hij sprak:
“Ik ben, zoals de profeet Jesaja het uitdrukt,
de stem van iemand, die roept in de woestijn:
Maak de weg recht voor de Heer!”
De afgezanten waren uit de kring van de Farizeeën.
Zij vroegen hem:
“Wat doopt gij dan
als gij de Messias niet zijt,
noch Elia, noch de profeet?”
Johannes antwoordde hun:
“Ik doop met water,
maar onder u staat Hij, die gij niet kent,
Hij die na mij komt,
ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken.”
Dit gebeurde te Betanië,
aan de overkant van de Jordaan
waar Johannes aan het dopen was.

 

Beste vrienden,

Als je graag romans leest, of kortere verhalen. Is de dialoog één van de belangrijkste dingen om op te letten. Hoe praten de hoofdpersonen van het boek met elkaar? Gebruiken ze passende woorden, het juiste register? Klinken ze natuurlijk? Of leest de dialoog eerder kunstmatig, praten de personages met elkaar in een houterige, rare stijl waaruit je kunt afleiden dat de schrijver niet zo goed zijn best heeft gedaan (of misschien wel niet zo goed kan schrijven)

Wát een goede dialoog is soms wat moeilijker vast te stellen voor de lezer. De betekenis die tussen woorden en regels besloten ligt is soms voor ons versluierd omdat de afstand tussen ons en het verhaal erg groot is. In een Engelse roman uit de negentiende eeuw, bijvoorbeeld in Pride or Prejudice lees je vaak gesprekken tussen jongedames van stand over de inkomens van vrijgezelle mannen.

Mister Darcy is goed voor tienduizend pond per jaar. Mister Bingley daarentegen leeft van vierduizend pond per jaar. Tegenwoordig zou je denken, zulk soort uitwisselingen horen thuis in de Quote en niet in een romantisch verhaal. Maar in het Engeland van de negentiende eeuw moest je weten hoe vermogend iemand was om te kunnen bepalen of iemand een geschikte huwelijkspartner kon zijn. En als je niet weet dat tweeduizend pond al een vermogen is, en je met tienduizend pond per jaar tot de grootste grootverdieners van het land behoort, dan zou je de gesprekjes tussen Elizabeth en Jane niet begrijpen.

Zojuist hoorden we de woorden uit het Evangelie van Johannes. We luisteren mee met een gesprek tussen Johannes de Doper en een soort onderzoekscommissie die op pad is gestuurd door de leiders van het Joodse volk.

En… wat een vreemd gesprek is dat! Wat een rare dialoog!  

Men vraagt aan Johannes de Doper wie hij is, en hij antwoordt ik ben de Messias niet.  

Wat gek! Het is een beetje alsof je ergens komt. Iemand schud je de hand en vraagt je wie je bent, en dan zeg je heel plechtig: “ik ben niet Koning Willem-Alexander!”. Zo klinkt dat een beetje. Als je zoiets zou zeggen zouden mensen denken dat je een apart gevoel voor humor hebt, of gewoon wat verward bent.

Wat is er aan de hand? Kan de auteur van het Johannesevangelie niet zo goed schrijven? Doet hij zomaar wat? Of gebeuren er dingen die wij op zo`n grote afstand – tweeduizend jaar en meer dan drieduizend kilometer niet goed begrijpen?

Johannes, wie ben jij? Dat vragen de leiders van het volk zich af. Johannes trekt enorm veel mensen naar zich toe. Hij roept op tot bekering, hij biedt een doopsel aan dat een teken van bekering is. Johannes is in beeld. Iederéén praat over hem. Maar wie ís hij? Dat is een dringende vraag. Hij is te groot om te negeren. Maar komt hij van God, of niet? En als hij van God komt, wat betekent het dan wat hij doet? En ónder al die vragen ligt de enige écht belangrijke vraag: ís hij de Messias?

Sommige vragen zijn zo belangrijk dat je ze niet letterlijk stelt. Als in Pride and Prejudice er gevist wordt naar de financiële status van Mr. Darcy dan komt dat niet vanuit een soort zonderlinge hobby, zoals sommige andere mensen elke dag de beursberichten lezen en daarover discussiëren: men wil weten of hij een goede echtgenoot zou kunnen zijn!

Als de leiders van het volk aan Johannes vragen: wie ben jij? Dan vragen ze niet naar wat er op zijn identiteitskaart staat. (“J. de Doper, Badweg 7, Bethanië. Geboortedatum 24 juni, 1 voor Christus”). Ónder die vraag ligt de échte vraag, de vraag die níet uitgesproken wordt.  

“Wie ben jij” =  “Waarom krijg je zoveel aandacht van mensen? Op een manier zoals iemand zou doen die een rechtstreekse opdracht van God gekregen heeft, zoals de …. Messias”

“Wie ben jij” betékent hier: “Ben jij de Messias?”. De leiders van het volk wéten dat er wat op til is. Er staat wat te gebeuren. Net zoals in onze tijd, we voelen onzekerheid. De oude, vaste waarden zijn weg. De toekomst is onzeker. Er gaat íets gebeuren, ten goede of ten kwade. Dát gevoel herkennen wij wel, ook na tweeduizend jaar en op drieduizend kilometer afstand voelen wij die onzekerheid. Die spreekt tot ons.

Maar het verschil tussen hen en ons is dat zíj het antwoord niet kennen. Ze grijpen naar schaduwen en voorstellingen. Ze zijn ontwikkelde mensen maar al die kennis lijkt tot niks meer te leiden. Hun geleerdheid is een labyrint geworden dat alleen maar verder en verder de diepte in voert, zonder uitgang.  

En áls er dan wat gebeurt duiken ze op Johannes. “Er gebéurt wat rond Johannes, dus Johannes ís datgene wat gebeurt!” (Ook in de eerste eeuw kende men deze talkshowlogica)

Maar de leiders van het volk en de mensen die ze uitsturen komen niet verder dan de oppervlakte: ze zien de échte, diepere realiteit niet. Ze horen de woorden die Johannes spreekt, ze zien de tekens die hij doet, maar ze vatten de onderliggende waarheid niet.

Een beetje als mensen die denken dat Pride and Prejudice een roman is over rentestanden en pachtrecht. Maar dan mis je het punt!

Johannes de Doper maakt iets zichtbaar maar hij is niet datgene dat zichtbaar gemaakt moet worden. Hij wijst naar Jezus, die na hem komt. Hij verwacht de komst van de Heer, zijn hele leven staat in teken van die verwachting. Wat voor ons de vier zondagen van de Advent is, dat is voor hem de opdracht van zijn hele bestaan: de weg vrijmaken voor Hij die komt.

Wat een moedig maar moeilijk leven is dat! Leven uit énkel verwachting, je weet dat de Heer komt, je weet zelfs uiteindelijk wie het is maar het was Johannes niet gegeven om het publieke leven van Jezus zélf mee te maken, zelf met de apostelen en leerlingen mee te trekken door Galilea, naar Jeruzalem om daar alles te vervullen. Wat zal hij daarnaar verlangd hebben, maar zíjn hoofdstuk is een andere, de inleiding, de voorbereiding.

Maar áls je dat weet. Áls je weet dat jouw leven verwachting is, dan weet je ook dat jouw werk, zelfs jouw bestaan, niet het belangrijkste is. Het is maar een aanloop, een opmaat naar wat komt. Als we dat beseffen, zien we pas echt hoe de leiders van het volk en de onderzoekscommissie in het duister tasten. Ze zíen het niet – ze kúnnen het niet zien.  

Dát is een rode draad door het hele Johannesevangelie loopt: de mensen die het hadden moeten weten, het hadden kúnnen weten, die als wachters op de toren waren aangesteld om uit te zien naar het eerste licht, zijn níet klaar voor die taak!

Dan kun je zeggen: dat voelt niet als een blijde boodschap! Het is zondag Gaudete vanochtend, zondag van de blijdschap, maar waar zit die blijdschap hem dan in? Kunnen we blij zijn met mensen die het licht niet zien en in de duisternis blijven?

Die blijdschap, beste vrienden, is er wel degelijk. Want Jezus kómt. En dát Hij komt is níet afhankelijk van iemands toestemming. Zijn komst hangt niet af van het rapport van de Onderzoekscommissie Doperzaken. Het hangt niet af van wat de Tempelraad er van vindt, of de Farizeërsfederatie er wel of niet in twee derde meerderheid mee akkoord gaat. Het hangt niet af van of de Hogepriester wel of niet zijn gouden zegel in het zachte was drukt. Zelfs alle duisternis ter wereld kan het licht van het naderende Kerstfeest niet verzwelgen. Dát is grond voor blijdschap. Dát is wat we mogen begrijpen, en als we daar íets van begrijpen dan zijn we verder dan die hele polonaise van moedwillig misverstand die rondjes draait om Johannes de Doper.

Er zijn er die hun ogen sluiten voor het licht. Dat houdt het licht niet tegen. Nog maar een paar korte dagen en het breekt door, we zullen het met eigen ogen zien, in vreugde ervaren en er met blijdschap van getuigen.

De Heer komt!

Amen!

 

 

Saturday, 2 December 2023

1e Zondag van de Advent, Jaar B

 In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
“Weest op uw hoede, weest waakzaam;
want gij weet niet wanneer het ogenblik daar is.
Het is er mee als een man, die in het buitenland vertoeft.
Bij het verlaten van zijn huis
heeft hij aan zijn dienaars het beheer overgedragen,
aan ieder zijn taak aangewezen
en de deurwachter bevolen waakzaam te zijn.
Weest dus waakzaam,
want gij weet niet wanneer de heer des huizes komt,
‘s avonds laat of midden in de nacht,
bij het hanengekraai of ‘s morgens vroeg.
Als hij onverwachts komt
laat hij u dan niet slapend vinden.
En wat Ik tot u zeg, zeg Ik tot allen:
weest waakzaam!”

Beste vrienden,

Ik weet niet of u er ook last van heeft, waarschijnlijk niet. Maar ik ben een verschrikkelijke uitsteller. "Waarom vandaag doen waar we morgen ook nog wel een gaatje voor hebben", dat zit toch wel een beetje in mijn karakter. En natuurlijk zijn er ook wel redenen voor te vinden waarom dat zo aantrekkelijk is om dat te denken!

We zijn allemaal hartstikke druk met van alles en nog wat, en als we niet druk zijn, dan maken we ons wel druk over van alles en nog wat. Om wat er in de krant staat, over het coronavirus of de politiek of over ons werk. Hoe moeten we toch alles afkrijgen voor de Kerst begint?

We zijn druk, we maken ons nog drukker – en dan is het makkelijk om te denken: dit, dat, zus en zo, dat doen we later wel.

Maar u weet hoe dat afloopt. En ik eigenlijk ook wel. Op het laatste moment moeten we dan dubbel zo veel doen als normaal! En dat is dubbel zo vervelend!

Misschien leren we het ooit eens af. Als we ons bewust zijn van onze imperfecties, dan is het al heel wat!

We kunnen op veel manieren in ons leven omgaan met tijd – de tijd die we hebben om iets te doen, de tijd die we kunnen inzetten voor anderen om ons heen, tijd die we aan God kunnen geven, ik denk dat we dat allemaal wel zien.

En als je het moeilijk vindt om al die dingen goed in te plannen, dan zijn daar cursussen voor. Tijdmanagement. Hartstikke nuttig is dat. Dat krijg je ook op het seminarie. (Één seminarist zei heel serieus dat hij geen tijd had om die cursus te doen!)

In de Bijbel zijn er verschillende woorden voor tijd. Ik ga u niet vervelen met wat er  precies in het Grieks staat, maar er zijn gewoonlijk twee woorden voor “tijd” en die betekenen hele verschillende dingen. En dat is ook belangrijk voor ons.  Het eerste woord betekent ongeveer hetzelfde als ons begrip “tijd”, datgene wat op de klok staat en waarvan je er 24 uur van hebt in een dag, en 7 dagen van in een week. Tijd die altijd weer op nieuw begint in uren, dagen, weken, maanden, jaren.

En omdat er – hopen we toch – altijd wel een nieuwe dag in het verschiet ligt, is het makkelijk om te denken: dít of dát kan morgen ook wel. Dát soort tijd.

Maar het tweede woord voor tijd wijst naar heel wat anders. En dat is het woord dat gebruikt wordt in deze lezing uit het Evangelie, de tijd dat de Heer terugkomt van zijn verre reis. Dat kun je misschien het beste vertalen met “het juiste moment”. Er is niet echt een apart woord voor in het Nederlands, maar je kan wel uitleggen wat er mee bedoeld wordt.

Het is het moment waarop je een belangrijk besluit neemt over de toekomst, over je studie of beroep of relatie – en waarvan je alleen als je terugkijkt kan zeggen “dat was precies het goede moment”.

Of als je precies weet wanneer je iets fijns tegen iemand moet zeggen of een ander een arm om de schouder moet leggen. Precies dát moment.

Of het moment waarop je realiseert dat je leven heel erg veranderd is, en je niet meer precies  hetzelfde kan doen wat je altijd deed. Dat je veranderingen moet maken in je leven omdat je een nieuwe levensfase in moet gaan. Niet vasthouden, maar loslaten en een andere fase van je leven binnengaan. Dát moment.

Dat moment kun je niet uitstellen. Het is net als Kerst: het komt wanneer het komt. Het verschil met Kerst is natuurlijk ook overduidelijk: van Kerst weten we wanneer het valt, maar de grote levensmomenten staan niet op voorhand in je agenda. Die moet je leren herkennen.

Je kan zo`n moment niet forceren, ze kunnen niet te vroeg komen, ze komen pas als je er klaar voor zou moeten zijn. Niet eerder.

Maar als je niet oplet, niet openstaat voor verandering, voor vernieuwing, als je alles altijd hetzelfde wil hebben zoals het nú is, dan zou zo`n moment ongemerkt voorbij kunnen gaan. Je ziet het niet eens. Maar uiteindelijk zou je dan ook vastlopen, verkrampen. Want je herkent het moment niet, het juiste moment, om een nieuwe weg in te slaan. Je moet dus wakker blijven, natuurlijk niet letterlijk, want goed slapen is gezond, maar figuurlijk. Wakker blijven in je leven. De tekenen van de tijd leren verstaan.

Want als zo`n moment komt en je ziet het dan móet je er ook wat mee, dan moet je het grijpen: je kan niet zeggen: wat aardig zo`n moment, maar ik heb nu wat anders te doen. Ik kom morgen wel weer even langs en dan kijk ik wel wanneer ik hier ruimte voor maak in mijn agenda.

Nee, deze momenten zijn wezenlijk voor ons leven: ze maken ons leven, ze zijn één van de manieren waarop God ons iets laat zien of wil laten doen. We moeten niet denken: ik kijk wel hoe ik ze in mijn leven pas. Eerder omgekeerd: ons leven moet in die momenten passen! Zo belangrijk zijn ze!

Gelukkig is waakzaamheid iets waarin je je kan oefenen, wat we kunnen leren. Daar is helaas geen cursus voor. Er is geen Momentmanagement.. Maar we kunnen ons er wel voor oefenen. Leren het juiste moment te zien. Leren opletten. Bewust leren leven.

Daar is ook een heel éigen tijd voor: deze weken van de Advent. 

Op weg naar Kerst letten we extra op het Licht. We kunnen niet alles om ons heen duister laten zijn. En er ís Licht, het komt! Niets kan het tegenhouden! Maar het licht moet wel worden ontmoet en verwelkomd, door alle mensen die op het Licht wachten, die naar de geboorte van Jezus uitzien. Die zich oefenen in die waakzaamheid. Oefenen om te leven in het moment waarin Hij komen zal.

Amen.