Broeders en
zuster.
De lezing
van deze zondag gaat over schuld, terechtwijzing en vergeving.
Mensen maken
soms keuzes die achteraf gezien niet zo gelukkig zijn. Ze denken dat het geluk
ergens ligt waar het niet te vinden is, of misdragen zich tegen anderen om iets
in de greep te krijgen. We hoeven niet eens naar het nieuws te kijken om
voorbeelden te zien: er zijn er ook in ons dagelijks leven genoeg.
De bijbel
zegt ons dan: als het mogelijk is moet je de ander terechtwijzen, of vermanen. Dat klinkt nogal streng, het voelt voor
ons in Nederland in 2017 nogal hovaardig aan. Dat je je met een ander zijn
levenswandel bemoeit, met een opgeheven vingertje zeggen dat iemand anders zich
zus of zo moet gedragen. Daar houden wij niet zo van. Dat is in het verleden al
vaak genoeg gebeurd. Moeten we niet leven
en laten leven?
We leven in
een individualistische samenleving, dat heeft natuurlijk keerzijden, maar ook
voordelen. We leven niet meer in gemeenschappen waar iedereen steeds op elkaar
let. Of je geen stap verkeerd zet, en als je dat wèl doet, dat er dan over je
gepraat wordt bij de bakker en de slager en de groenteboer, zodat binnen een paar
dagen iedereen van je misstap weet, en die je blijft achtervolgen.
Zo gaat dat
niet meer, en denk ik, gelukkig maar. De warme mantel van een gemeenschap kan
dan een verstikkend web worden, waaruit je alleen maar wil ontsnappen. Dat
beeld zit misschien nog wat in ons achterhoofd. Wat dat betreft is het niet
slecht dat wij wat individualistischer zijn.
Maar de
keerzijde daarvan is ook duidelijk: als mensen ongelukkig keuzes maken, de weg
niet meer zien, dan is er niet vanzelfsprekend iemand die ze even op de schouder tikt, die ze
onder vier ogen zegt: “We hebben het gevoel dat het niet goed met je gaat – dat
wat je doet jezelf en anderen beschadigt. Hoe kunnen we je helpen?”
Dat is het
tegendeel van roddelen, of veroordelen. Wat je zegt is alleen bedoeld voor de
ander, niet voor de bakker, de slager of de groenteboer, het is niet bedoeld
voor het hele dorp. Het is bedoeld voor je broeder of zuster, vanwege de zorg die
je voor een ander hebt.
Ook dat is
verantwoordelijkheid nemen voor elkaar, en verantwoordelijkheid nemen voor de
gemeenschap, want als iemand zichzelf of anderen schade berokkent, dan heeft
dat voor iedereen consequenties. In het uiterste geval; als je merkt dat je
iemands destructieve gedrag de gemeenschap met zich meesleurt, dan moet de
gemeenschap ook beschermd worden tegen die persoon; niet om die persoon te
veroordelen, maar om de gemeenschap te beschermen. Als gemeenschap kun je er
alleen zijn voor anderen als je niet wordt meegesleurd door de ellende die
iemand aanricht.
Als het
Evangelie het dan heeft over dat iemand die onverbeterlijk is als een “heiden
of tollenaar” moet worden gezien, dan klinkt dat als harde woorden – maar we
moeten ons ook beseffen dat dat ook niet betekent dat je mensen dan aan hun lot
overlaat.
Jezus ging
met tollenaars aan tafel en was niet blind of doof voor de nood van de Kanaänitische,
een heidense vrouw.
Dat je
iemand soms moet weren uit een gemeenschap kán een optelsom van onze
verantwoordelijkheden zijn, als er geen andere middelen meer over blijven. Dat
weren is niet definitief, je moet altijd zoeken naar mogelijkheden om mensen
weer terug te winnen.
Waarom dat
zo is lezen we aan het eind van het Evangelie, als Jezus zegt: “Eveneens zeg ik u: wanneer twee
van u eensgezind op aarde iets vragen ‑ het moge zijn van het wil ‑ zullen zij
het verkrijgen van mijn Vader die in de hemel is. Want waar er twee of drie
verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden.“
Als wij als
gemeenschap, als parochie of als bisdom, als Kerk als geheel iets doen, of
vragen, of ergens voor bidden, als wij samen vieren, dan doen wij dat niet voor
onszelf, of namens onszelf. Wij handelen, vieren en bidden mét Hem die in ons
midden is.
De Bijbel
noemt de Kerk, het Lichaam van Christus, en dat doet zij niet lichtzinnig. Dat
is wat we zijn, en dat is niet alleen een feitelijke uitspraak maar ook een
opdracht. We zijn niet alleen Lichaam
of Christus , we moeten ons ook als Lichaam
van Christus gedragen. Dat kunnen we doen door te beginnen Jezus Christus
ook als ons voorbeeld te nemen, niet als iemand ver weg, maar als iemand die naast ons zit, zoals uw buurman of
buurvrouw naast u zit.
En ieder die
ons nabij is, daar kunnen we van leren. Die kunnen we navolgen. Met vallen en
opstaan leren we zo verantwoordelijkheid te nemen voor elkaar, voor onze
parochie, en voor de wereld om ons heen.
Amen.