Broeders en
zusters in Christus,
De
gelijkenissen die Jezus Christus gebruikt beelden die ontleend zijn aan de
leefwereld van de luisteraar, en de wereld van de joden van de eerste eeuw, dat
was een landelijke wereld.
De lezing
van vorige week, dat ging over wat er in
ons leeft, of wij het Woord van God vrucht
kunnen laten dragen in ons hart. De lezing van vandaag gaat niet zozeer
over ons innerlijk, maar vertelt ons
over de gevaren die van buitenaf komen.
Het één is niet het ander.
We kunnen veel tegenkomen in ons leven: soms zijn
dat dingen waar we zelf schuld aan zijn geweest, of medeverantwoordelijk voor
zijn, en we worden geconfronteerd met de gevolgen. Andere dingen overkomen ons: anderen doen ons iets aan en daardoor raken wij in de verdrukking.
De
gelijkenis van vandaag, de gelijkenis van de tarwe en het onkruid, begint met
een veld vol onkruid, hoe komt dat veld zo vol? Jezus’ publiek weet echt wel
dat als je goed voor je akker zorgt het zó ver niet kan komen. Jezus geeft als
antwoord: dat is de Boze die daarvoor zorgt. En zo ging dat vroeger ook echt! Zoals
er tegenwoordig computers gehackt worden, en er gijzelsoftware op wordt
geïnstalleerd zo namen boeren die ruzie hadden zo wraak op elkaar. Dít soort
onkruid komt niet uit zichzelf op.
En dat
onkruid en oogst naast elkaar blijven staan tot de oogst, dat is ook niks geks.
Zo ging het tot de vorige eeuw er in Palestina aan toe. Pas bij de oogst werd
alles uitgezocht. Ook dat is iets wat de luisteraars wel zouden kennen. Je kan
het onkruid wel uittrekken, maar voor je het weet ben je je kostbare oogst ook
kwijt!
Maar ik ben
u geen lezing komen geven over de joodse landbouwpraktijken uit de eerste eeuw.
Ik wil u vertellen welke lessen wij uit deze vergelijking kunnen halen. Ik ga
er drie noemen:
1: De goeden
gaan niet onder de kwaden lijden. Het kwaad kan ons uiteindelijk niet overheersen.
Als je geen onkruid bent , kun je ook
niet zomaar onkruid worden. Ook niet
onder druk van buitenaf.
Als je geloof
zo klein als een mosterdzaadje, kun je al vrucht gaan dragen en een grote boom
worden. Al het onkruid in de wereld kan
dat niet volkomen. Het kwaad is – als het er op aankomt – onmachtig. Uit
zichzelf kan het kwaad niets, het ontleent zijn kracht aan de ruimte die wij
het geven.
2: Er komt
ook een oordeel, maar dat oordeel is van God. Het oordeel is niet aan de
mensen. Wij kunnen niet zeggen of iemand onkruid is of niet. Die schifting
wordt op de jongste dag gemaakt.
Ook in het
Oude Testament spreken de profeten over die dag, de Dag van God, en gebruiken dan
het beeld van een oogst.
Wat er met
het onkruid gebeurt gaat ons eigenlijk niet eens aan, dat verdwijnt. In de bijbel, als je “kind bent van iets” of “zoon
bent van iets”, dan is dáár je hart van vervuld.
De mensen
wiens hart vervuld is van het kwade, die geen liefde meer hebben voor hun
naasten, die enkel maar denken hoe ze iets van een ander kunnen afpakken, om er
zelf beter van te worden, die mensen, die gaan het niet winnen. Integendeel, ze
krijgen een smadelijke aftocht te verteren. Het vuur in, of zoals we nu zouden
zeggen: naar de vuilnisbelt. Die doen niet meer mee.
Elke
oordeelstekst, elke tekst die gaat over het Oordeel van God op de jongste dag
is in de eerste plaats een hoopvolle tekst, geschreven in tijden dat het kwaad
oppermachtig lijkt te zijn en het goede lijkt te gaan vermorzelen. Nu, dat
kwaad valt uiteindelijk in het gat dat hij voor anderen gegraven heeft.
3: Het derde
punt, en ook de laatste conclusie is, denk ik, dat we in deze tekst kunnen zien
hoe God voor zijn Kerk, Kerk hier begrepen in de ruimste zin, alle mensen die
bij Hem horen, zorgt.
Iedereen die
in zijn hart bij Hem wil horen is die moeite waard. In de wereld worden er vaak
zulke keuzes gemaakt: wie gaan we opofferen voor het grotere, algemene belang?
Dat is ook
wat Kajafas over Jezus zegt: “het is beter dat er één iemand sterft dan dat het
hele volk ten onder gaat”, “Jezus is maar één onbelangrijke extremist uit
Galilea, die offeren we op”. Aldus de hogepriesters, die zelf een paar jaar
later van de kaart zouden worden geveegd.
God offert
niemand op. Elk hoekje van de akker gaat hem aan zolang er nog tarwe op staat,
al zijn het maar een paar halmpjes.
Hoeveel last
we ook hebben van onkruid in ons leven, en waarvandaan het ook allemaal over
ons wordt uitgestort: zolang we Tarwe willen zijn, zolang we een mosterdzaadje
zijn dan is de Dag van God voor óns niks verschrikkelijks, dat is dan die Dag
een stralend nieuw begin, en mogen we schitteren in de zon.
Amen.