Sunday, 23 April 2017

Gelovige Thomas



Broeders en zusters in Christus,

We maken vandaag opnieuw kennis met een ons bekend figuur uit de Bijbel. De zgn. “Ongelovige Thomas”. Dat is een uitdrukking die ook in de Nederlandse taal is doorgedrongen. Iemand die iets niet wil geloven – ondanks dat er toch echt veel bewijs voor is, díe noemen we een ongelovige Thomas. 

Het mooie aan de leerlingen zoals ze beschreven worden in de Bijbel: het zijn allemaal mensen met heel eigen karakters en persoonlijkheden, er zijn soms maar een paar woorden nodig om ze te schilderen. Petrus is een heethoofd, Maria Magdalena is heel liefdevol, iemand met veel behoefte aan genegenheid, en Thomas is … ja, Thomas is wat zwaarmoedig.
We kunnen hem beter zwaarmoedige Thomas noemen. Thomas is één van de weinige leerlingen die begrijpt waar het bij de Passie om gaat. Hij is de énige die werkelijk doorheeft wat Jezus zegt als Hij en de leerlingen op weg zijn naar Jeruzalem. 

Jezus vertelt hen dat de Mensenzoon moet lijden en sterven, en de meesten lijken toch te denken dat het zo`n vaart niet lopen zal. Ze praten wat langs Jezus heen, of stribbelen tegen, maar Thomas niet. Thomas zegt: laten wij met Hem meegaan om met Hem te sterven. Hij omarmt het lijden van de Heer. Hij loopt zelfs niet weg voor de dood. 

Thomas heeft het ook niet echt begrepen, maar hij kijkt niet weg. Hij accepteert het Lijden, maar begrijpt het Paasmysterie niet. Het Lijden is niet het einde maar een begin. Maar zwaarmoedige Thomas kan die bocht nog niet maken…

Dat verklaart ook waarom hij niet zomaar kan aanvaarden dat als anderen zeggen de verrezen Heer te hebben gezien, dat dat ook zo is. Hij is er niet toe in staat. Hij spreekt niet uit onwil maar uit onmacht. 

Wat zijn leven waarde gaf is weg, hoe zou het terug kunnen komen? Thomas kan ze niet geloven. Tegelijkertijd went hij zich ook niet van hen af. De volgende zondag, de “eerste dag van de week” is hij bij hen, in afwachting van wat er gaat gebeuren: hij heeft zich niet van hen afgewend. Hij blijft er bij. Hij gelooft het nog niet, maar hij heeft toch hoop op iets.
Ongeloof in de Bijbel betekent niet zozeer dat iemand het geloof nog niet heeft , maar dat iemand het geloof actief afwijst. En daar ook in zijn leven conclusies uittrekt. Ongeloof in de Bijbel dat is de dwaas die zegt “er is geen God” en dan de vrijheid voelt om zijn naasten kwaad te doen, en als het ware zegt: “niemand die het ziet”, daarom wil ik Thomas ook niet “ongelovige Thomas” noemen. Hij is in afwachting van geloof. 

Ieder krijgt iets waaraan hij of zij de Heer herkennen kan. De leerlingen die naar Emmaus gaan, herkennen Hem in het breken van het Brood. Maria Magdalena in de eenvoudige ontmoeting in de Tuin en Thomas mag de Heer ontmoeten als de Gekruisigde, door zijn Wonden. En als Hij hem ontmoet - op de manier die hij nodig heeft - dan legt hij een echte geloofsbelijdenis af: mijn Heer en mijn God. Hij is niet de ongelovige Thomas - hij is een gelovige Thomas.

Thomas ontmoet de Heer door zijn wonden, die worden expres genoemd. Dat is opvallend: we weten dat het Verrijzenislichaam een heel bijzonder lichaam is, een lichaam waarvoor geen deuren of muren meer bestaan. Maar toch is zijn lichaam nog getekend met de kruiswonden. 

Dat is iets bijzonders. De Kerk heeft altijd geleerd dat het verrijzenislichaam ons lichaam is, zonder dat het enige gebreken omvat. Maar de kruiswonden, blijven dus zichtbaar, dat is geen tijdelijk ongeluk, geen losse verwonding of imperfectie die genezen kan, maar iets dat wezenlijk bij Jezus Christus hoort. 

Jezus is van allen tijde het Lam Gods dat ook in de Apocalyps, als Hij zich openbaart in zijn Glorie staat als geslacht. Zijn Zelfoffer is wat Hem het meest definieert en wat dus ook in zijn verrijzenislichaam zichtbaar blijft.  Want dat is ook de traditie van de Kerk: we blijven na de verrijzenis ook altijd onszelf, we blijven herkenbaar voor anderen, wie het was, dat wij waren. Onze kenmerken gaan mee de eeuwigheid in. Wij worden geen deel van de al-eenheid of een soort goddelijke brei. 

Wat Jezus kenmerkt, is zijn offer, zijn zijn wonden. Het Paasverhaal gaat niet alleen maar om zichzelf, maar wijst al vooruit, het wijst vooruit naar de Hemelvaart, als wij de Heer niet meer zien, en het wijst vooruit naar Pinksteren, als de gave van de Heilige Geest volledig gegeven wordt.
En de Heilige Geest maakt mogelijk wat Jezus tegen Thomas zegt: Zalig zij die niet zien en toch geloven. Het geloof wat hij krijgt moet hij niet insluiten in de schatkamer van zijn hart, of achter de voordeur houden: zijn geloof is een opdracht. Hij moet het delen, er van getuigen. Het geloof houdt altijd een zending in. 

Als je gelooft, dan doe je wat daar bij hoort, dan laat je dat zien in waar je voor staat. Ons geloof is geen geloof van gesloten deuren, omdat je bang bent voor wat er zich buiten die deur bevindt. Ons geloof kan ook heel zoekende zijn, niet alle dagen een geloof van zeker weten. Maar sterk of tastend, ons geloof moet getekend zijn door een openheid hebben naar God toe, een grondvertrouwen dat hij door zijn Kerk spreekt, met de hulp van de Heilige Geest ons doet samenkomen, ons sterkt door zijn Woord en Sacrament, zodat wij weer kunnen beginnen aan het volgende hoofdstuk van ons spannende avontuur met God.  Een avontuur dat al de moeite waard is op Aarde, en uitloopt op een eeuwig avontuur bij God. 

Dan maken wij tenslotte waar wat Petrus schreef in zijn brief, die wij vandaag gelezen hebben:Hem hebt gij lief zonder Hem ooit gezien te hebben. In Hem gelooft gij, ofschoon gij Hem ook nu niet ziet. Hoe onuitsprekelijk, hoe hemels zal uw vreugde zijn, als gij het einddoel van uw geloof, de redding van uw ziel, bereikt.

Alles wat ons bedrukt, alle zwaarmoedigheid, alle lasten die onze ziel bedekken zijn dan opgeheven, verdampt. We leven dan niet meer in de verwachting van iets, maar we mogen het met eigen ogen aanschouwen. Nog helderder dan de zwaarmoedige Thomas het ooit kon. 

Amen.