Broeders en zusters
in Christus,
We maken
vandaag opnieuw kennis met een ons bekend figuur uit de Bijbel. De zgn. “Ongelovige
Thomas”. Dat is een uitdrukking die ook in de Nederlandse taal is
doorgedrongen. Iemand die iets niet wil geloven – ondanks dat er toch echt veel
bewijs voor is, díe noemen we een ongelovige
Thomas.
Het mooie aan
de leerlingen zoals ze beschreven worden in de Bijbel: het zijn allemaal mensen
met heel eigen karakters en persoonlijkheden, er zijn soms maar een paar
woorden nodig om ze te schilderen. Petrus is een heethoofd, Maria Magdalena is
heel liefdevol, iemand met veel behoefte aan genegenheid, en Thomas is … ja,
Thomas is wat zwaarmoedig.
We kunnen
hem beter zwaarmoedige Thomas noemen.
Thomas is één van de weinige leerlingen die begrijpt waar het bij de Passie om
gaat. Hij is de énige die werkelijk doorheeft wat Jezus zegt als Hij en de
leerlingen op weg zijn naar Jeruzalem.
Jezus
vertelt hen dat de Mensenzoon moet lijden en sterven, en de meesten lijken toch
te denken dat het zo`n vaart niet lopen zal. Ze praten wat langs Jezus heen, of
stribbelen tegen, maar Thomas niet. Thomas zegt: laten wij met Hem meegaan om met Hem te sterven. Hij omarmt het
lijden van de Heer. Hij loopt zelfs niet weg voor de dood.
Thomas heeft
het ook niet echt begrepen, maar hij kijkt niet weg. Hij accepteert het Lijden,
maar begrijpt het Paasmysterie niet. Het Lijden is niet het einde maar een
begin. Maar zwaarmoedige Thomas kan die bocht nog niet maken…
Dat
verklaart ook waarom hij niet zomaar kan aanvaarden dat als anderen zeggen de
verrezen Heer te hebben gezien, dat dat ook zo is. Hij is er niet toe in staat.
Hij spreekt niet uit onwil maar uit onmacht.
Wat zijn
leven waarde gaf is weg, hoe zou het terug kunnen komen? Thomas kan ze niet geloven. Tegelijkertijd went
hij zich ook niet van hen af. De volgende zondag, de “eerste dag van de week”
is hij bij hen, in afwachting van wat er gaat gebeuren: hij heeft zich niet van
hen afgewend. Hij blijft er bij. Hij gelooft het nog niet, maar hij heeft toch
hoop op iets.
Ongeloof in
de Bijbel betekent niet zozeer dat iemand het geloof nog niet heeft , maar dat iemand het geloof actief afwijst. En daar
ook in zijn leven conclusies uittrekt. Ongeloof in de Bijbel dat is de dwaas
die zegt “er is geen God” en dan de vrijheid voelt om zijn naasten kwaad te
doen, en als het ware zegt: “niemand die het ziet”, daarom wil ik Thomas ook
niet “ongelovige Thomas” noemen. Hij is in
afwachting van geloof.
Ieder krijgt
iets waaraan hij of zij de Heer herkennen kan. De leerlingen die naar Emmaus
gaan, herkennen Hem in het breken van het
Brood. Maria Magdalena in de eenvoudige ontmoeting in de Tuin en Thomas mag
de Heer ontmoeten als de Gekruisigde, door zijn Wonden. En als Hij hem ontmoet - op de manier die hij nodig heeft - dan legt hij een echte geloofsbelijdenis af: mijn Heer en mijn God. Hij is niet de ongelovige Thomas - hij is een gelovige Thomas.
Thomas ontmoet de Heer door zijn wonden,
die worden expres genoemd. Dat is opvallend: we weten dat het Verrijzenislichaam een heel
bijzonder lichaam is, een lichaam waarvoor geen deuren of muren meer bestaan.
Maar toch is zijn lichaam nog getekend met de kruiswonden.
Dat is iets
bijzonders. De Kerk heeft altijd geleerd dat het verrijzenislichaam ons lichaam
is, zonder dat het enige gebreken omvat. Maar de kruiswonden, blijven dus
zichtbaar, dat is geen tijdelijk ongeluk, geen losse verwonding of imperfectie
die genezen kan, maar iets dat wezenlijk bij Jezus Christus hoort.
Jezus is van
allen tijde het Lam Gods dat ook in de Apocalyps, als Hij zich openbaart in
zijn Glorie staat als geslacht. Zijn
Zelfoffer is wat Hem het meest definieert en wat dus ook in zijn verrijzenislichaam zichtbaar blijft. Want dat is ook de traditie van de Kerk: we
blijven na de verrijzenis ook altijd onszelf, we blijven herkenbaar voor
anderen, wie het was, dat wij waren. Onze kenmerken
gaan mee de eeuwigheid in. Wij worden geen deel van de al-eenheid of een
soort goddelijke brei.
Wat Jezus
kenmerkt, is zijn offer, zijn zijn wonden. Het Paasverhaal
gaat niet alleen maar om zichzelf, maar wijst al vooruit, het wijst vooruit
naar de Hemelvaart, als wij de Heer niet meer zien, en het wijst vooruit naar
Pinksteren, als de gave van de Heilige Geest volledig gegeven wordt.
En de
Heilige Geest maakt mogelijk wat Jezus tegen Thomas zegt: Zalig zij die niet
zien en toch geloven. Het geloof wat hij krijgt moet hij niet insluiten in de
schatkamer van zijn hart, of achter de voordeur houden: zijn geloof is een
opdracht. Hij moet het delen, er van getuigen. Het geloof houdt altijd een zending
in.
Als je
gelooft, dan doe je wat daar bij hoort, dan laat je dat zien in waar je voor
staat. Ons geloof is geen geloof van gesloten deuren, omdat je bang bent voor
wat er zich buiten die deur bevindt. Ons geloof kan ook heel zoekende zijn,
niet alle dagen een geloof van zeker weten. Maar sterk of tastend, ons geloof
moet getekend zijn door een openheid hebben naar God toe, een grondvertrouwen dat
hij door zijn Kerk spreekt, met de hulp van de Heilige Geest ons doet
samenkomen, ons sterkt door zijn Woord en Sacrament, zodat wij weer kunnen
beginnen aan het volgende hoofdstuk van ons spannende avontuur met God. Een avontuur dat al de moeite waard is op
Aarde, en uitloopt op een eeuwig avontuur bij God.
Dan maken
wij tenslotte waar wat Petrus schreef in zijn brief, die wij vandaag gelezen
hebben:Hem hebt gij lief zonder Hem ooit
gezien te hebben. In Hem gelooft gij, ofschoon gij Hem ook nu niet ziet. Hoe
onuitsprekelijk, hoe hemels zal uw vreugde zijn, als gij het einddoel van uw
geloof, de redding van uw ziel, bereikt.
Alles wat
ons bedrukt, alle zwaarmoedigheid, alle lasten die onze ziel bedekken zijn dan
opgeheven, verdampt. We leven dan niet meer in de verwachting van iets, maar we
mogen het met eigen ogen aanschouwen. Nog helderder dan de zwaarmoedige Thomas
het ooit kon.
Amen.