Verkondiging 11 april 2021 – zondag Goddelijke Barmhartigheid
In de
avond van de eerste dag van de week,
toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen
gesloten waren uit vrees voor de Joden,
kwam Jezus binnen,
ging in hun midden staan en zei:
“Vrede zij u”.
Na dit gezegd te hebben toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde.
De leerlingen waren vervuld toen zij de Heer zagen.
Nogmaals zei Jezus tot hen:
“Vrede zij u.
Zoals de Vader Mij gezonden heeft,
zo zend Ik u.”
Na deze woorden blies Hij over hen en zei:
“Ontvangt de heilige Geest.
Wier zonden gij vergeeft,
hun zijn ze vergeven,
en wier zonden gij niet vergeeft,
hun zijn ze niet vergeven.”
Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd,
was echter niet bij hen toen Jezus kwam.
De andere leerlingen vertelden hem:
“Wij hebben de Heer gezien.”
Maar hij antwoordde:
“Als ik niet in zijn handen het teken van de nagelen zie,
en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken,
en mijn hand in zijn zijde leggen,
zal ik het niet geloven.”
Acht dagen later waren zijn leerlingen weer in het huis bijeen,
en nu was Tomas er bij.
Hoewel de deuren gesloten waren kwam Jezus binnen,
ging in hun midden staan en zei:
“Vrede zij u.”
Vervolgens zei Hij tot Tomas:
“Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen.
Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde
en wees niet langer ongelovig, maar gelovig.”
Toen riep Tomas uit:
“Mijn Heer en mijn God!”
Toen zei Jezus tot hem:
“Omdat ge Mij gezien hebt gelooft ge?
Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.”
In het bijzijn van zijn leerlingen
heeft Jezus nog vele andere tekenen gedaan
welke niet in dit boek zijn opgetekend,
maar deze hier zijn opgetekend, opdat gij moogt geloven,
dat Jezus de Christus is,
de Zoon van God,
en opdat gij door te geloven
leven moogt in zijn Naam.
Broeders en zusters,
Als we iets ongelofelijks horen dan hebben we vast wel eens gezegd of gedacht: “dat kan niet waar zijn, voordat ik het geloof moet ik het eerst met eigen ogen hebben gezien!”. Sommige verhalen lijken zó onwaarschijnlijk dat we éxtra bewijs nodig hebben voor dat we het kunnen geloven!
Zo is het ook met de apostel Thomas in ons evangelie van vandaag. Jezus is gedood op Goede Vrijdag maar hij is nog niet begraven of de wildste verhalen steken de kop op! En de vrouwen zijn natuurlijk weer de eersten die met die verhalen aankomen, dat het graf leeg zou zijn, dat ze engelen hebben gezien op weggerolde stenen. En Maria Magdalena maakte het helemaal bont. Die viel een arme tuinman lastig en dacht dat hij Jezus was en begon erover dat we snel onze koffers moesten pakken om de bus naar Galilea te pakken. Daar zouden we Hem weer zien! En die andere leerlingen beginnen ook al van die verwarde praatjes te hebben, over dat Jezus over hen ademde en dingen zei!
Nee, dat kan natuurlijk niet. Als dat verhaal waar is – dan moet ik het met eigen ogen zien! Als Jezus leeft dan moet ik daar niet alleen wat over verteld worden, nee, ik moet het met eigen ogen zien, met mijn eigen oren moet ik zijn stem horen, met mijn eigen handen moet ik Hem kunnen aanraken. Dan pas kan ik het geloven.
In de traditie zijn we Thomas ongelovige Thomas gaan noemen. Maar ik vind dat een beetje oneerlijk. Want dat is maar de helft van het verhaal. Want als Thomas Jezus dan met eigen ogen ziet en met eigen oren hoort en met zijn eigen handen kan aanraken, dan zegt hij niet alleen maar “oh, nu geloof ik het verhaal van Maria Magdalena wel”. Hij gaat er nog bovenuit en noemt Jezus “mijn Heer en God”. Zo wankelmoedig als Thomas eerst leek, zo sterk en zelfverzekerd is zijn geloof nu geworden. Als de hele mens, lichaam en ziel, aangesproken wordt dán komt het geloof los.
Zo is het ook in de Kerk: er wordt wel eens gesproken over geloof als iets wat enkel maar in je hoofd zit, alsof het uitsluitend om een bepaald soort gedachten gaat. En in de Kerk maken we woorden van die gedachten. Maar wij zijn niet alleen een brein op pootjes, we hebben ogen, en oren, handen en voeten en we kunnen zelfs ruiken! En alles wat we hebben moet mee op geloofstocht.
Daarom vieren we niet alleen met woorden maar ook met sacramenten – zoals de eucharistie die we in de communie ontvangen. God maakt zichzelf elke dag werkelijk aanwezig in de handen van de priester zodat deze op zijn beurt God doorgeven kan, niet alleen onder woorden brengen maar ook de communie aanreiken aan de mensen zodat het geloof tastbaar gevoed kan worden.
Vandaag is dan ook nog een bijzonder moment met het uitreiken van een eerste communie – ook op deze manier laten we zien dat wat voor ons gewoon is, nooit iets alledaags wordt. Het geloof wordt tastbaar doorgegeven, en u mag dat zien.
Het is ook de reden dat we de Kerk ook mooi maken op zondag – en zo kom ik dan toch ook even op de rol van de koster in de Mis. We vieren geen woorden, we vieren een realiteit die zich zichtbaar en tastbaar maakt. En daarom moet de Kerk worden aangekleed, moet het er mooi uit zien. Want zonder schoonheid die we kunnen zien en aanraken wordt ons geloof niet gevoed. Zonder de tastbare objecten van de liturgie, het vaatwerk, de gewaden, de wierook begint ons geloof te stagneren. Het woord dat vlees geworden is zou als we niet uitkijken weer tot woord verdampen en als een ochtendnevel verdwijnen.
We hebben alle zintuigen nodig om ons geloof op te bouwen, te versterken en door te geven. In de apostel Thomas zien wij iemand die dat begreep, dat onder woorden bracht zodat wij op onze beurt mogen groeien in dat geloof dat hij met hand, hoofd en hart heeft beleden.
Amen.